De bloedgroep wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van eiwitten op het oppervlak van rode bloedcellen.
Het afweersysteem, met name de lymfocyten, reageren op alle eiwitten die LICHAAMSVREEMD zijn.
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
De bloedgroep wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van eiwitten op het oppervlak van rode bloedcellen.
Het afweersysteem, met name de lymfocyten, reageren op alle eiwitten die LICHAAMSVREEMD zijn.
Slide 1 - Diapositive
Een persoon krijgt een ongeluk en verliest veel bloed. In het ziekenhuis blijkt deze persoon bloedgroep A te hebben.
Hoe reageren lymfocyten van deze persoon als er bloed wordt toegediend van bloedgroep B?
Slide 2 - Question ouverte
Een persoon met bloedgroep 0 (nul; dus NIET de letter O) heeft in zijn bloed antistoffen tegen...
A
geen enkele andere bloedgroep
B
alleen tegen bloedgroep A
C
alleen tegen bloedgroep B
D
tegen zowel bloedgroep A als B?
Slide 3 - Quiz
Een persoon met deze bloedgroep kan aan alle andere bloedgroepen doneren. Noteer alleen de letter/cijfer
Slide 4 - Question ouverte
Bloedgroepen
- Bloedgroep A
- Bloedgroep B
- Bloedgroep AB
- Bloedgroep 0
- Antistoffen
- Antigenen
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
+ of - bloedgroep
Resusfactor: aanwezigheid van resusantigeen op je bloedcel
Rh+ = resuspositief, resusfactor aanwezig
Rh- = resusnegatief, geen resusfactor aanwezig
Bloed heeft van nature geen antistof tegen resus. Ontstaat pas bij besmetting
Slide 7 - Diapositive
Resusfactor
Resusantigenen
- Rh+ als je het resusantigeen
hebt op je bloedcellen.
- Rh- als je geen resusantigeen
hebt op je bloedcellen.
Slide 8 - Diapositive
Resusbaby
Resusfactor
In deze afbeelding is te zien wat er gebeurt als een vrouw in verwachting is van een resuspositief kindje.
Slide 9 - Diapositive
Een patiënt met resus-negatief bloed en bloedgroep AB ontvangt voor het eerst in zijn leven een bloedtransfusie. Hij krijgt bij vergissing een kleine hoeveelheid resus-positief bloed van een donor met bloedgroep A. Twee weken later wordt bepaald welke antistoffen in het bloed van deze patiënt aanwezig zijn. Is in het lichaam van de patiënt tengevolge van deze transfusie antistof anti-A gevormd? En anti-resus?
A
geen van beide
B
alleen anti-A
C
alleen anti-resus
D
anti-A en anti-resus
Slide 10 - Quiz
Veel virussen maken wel ziek maar worden op den duur door het lichaam met succes bestreden. Het organisme is daarna in de meeste gevallen immun voor het virus. Beschrijf op welke wijze een besmetting met deze virussen leidt tot immuniteit. (2p)
Slide 11 - Question ouverte
Slide 12 - Diapositive
HLA/MHC-matching
Als er een orgaantransplantatie noodzakelijk is wordt er naar veel meer gekeken dan alleen naar de bloedgroep. Er zijn ontzettend veel verschillende eiwitten aan het oppervlak van cellen die allemaal anders kunnen zijn.
Het uitgangspunt is ALLE eiwitten moeten lichaamsEIGEN zijn als er geen reactie van het immuunsysteem gewenst is.
Alle eiwitten die hierin een rol spelen worden HLA eiwitten genoemd.
Slide 13 - Diapositive
Er is een duidelijke volgorde toe te kennen als het gaat om kans op een HLA match bij familieleden. Zet deze familieleden op volgorde. Zet het familielid met de grootste kans op een match op 1.