Spelling Leestekens puntkommaaanhaling

Lesdoelen
  • Punten en aanhalingstekens op de juiste manier gebruiken
  • Komma's en dubbele punten op de juiste manier gebruiken
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesdoelen
  • Punten en aanhalingstekens op de juiste manier gebruiken
  • Komma's en dubbele punten op de juiste manier gebruiken

Slide 1 - Diapositive

Het belang van de komma op de goede plaats!

Slide 2 - Diapositive

Komma
De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 3 - Diapositive

Wat gebeurt hier?

  • De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen hebben vaak goed geleerd en geoefend.
  • De leerlingen die met zekerheid een voldoende willen, hebben vaak goed geleerd en geoefend.

Slide 4 - Diapositive

Wie is hier nou een monster?
Wat gebeurt hier?

  • De meester zei Pietje is een monster.
  • De meester zei: 'Pietje is een monster.'
  • 'De meester,' zei Pietje, 'is een monster.'

Slide 5 - Diapositive

Dubbele punt
  • Voor een toelichting of verklaring.
  • Voor een opsomming
  • Voor een citaat

Slide 6 - Diapositive

Wel of niet het donorhart invriezen?
Wat gebeurt hier?
(toelichting/verklaring)

  • De patiënt redt het niet het donorhart invriezen dus
  • De patiënt redt het: niet het donorhart invriezen dus!
  • De patiënt redt het niet: het donorhart invriezen dus!

Slide 7 - Diapositive

Schrijf de zin over, met de dubbele punt en komma op de juiste plek!

Laatst toen ik mijn kamer aan het opruimen was vond ik allerlei spullen van toen ik jong was lego barbies kaartspellen en knuffels.

Slide 8 - Question ouverte

Laatst, toen ik mijn kamer aan het opruimen was, vond ik allerlei spullen van toen ik jong was: lego, barbies, kaartspellen en knuffels.

Slide 9 - Diapositive

Aanhalings-tekens
  • Bij een directe rede of citaat
  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis 

Slide 10 - Diapositive

Voorbeeld aanhalingstekens
Directe rede of een citaat:

- 'Heb jij een pen voor me?' vroeg Rachel aan Sem.
- 'Volgende week ben ik bij mijn vader en zijn vriend', zei Storm.
- Linde smeekte haar zus: 'Mag ik alsjeblieft dat zwarte jurkje van je lenen?'
- 'Als ik je van het station moet halen', zei Lars, 'dan stuur je maar een appje.'

Slide 11 - Diapositive

Voorbeeld aanhalingstekens
LET OP! 
Bij een indirecte rede (je schrijft dan niet letterlijk iemands woorden) en bij gedachten gebruik je geen aanhalingstekens.

- Rachel vroeg aan Sem of hij een pen voor haar had.

Slide 12 - Diapositive

‘Isabelle zei:‘ Ik heb een supervakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Bjorn vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 14 - Quiz

Nina zei tegen Joost: ‘Ik kan het niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 15 - Quiz

Hij dacht dat hij wel op tijd kon komen.
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

Bollo, de hond van de buren, heeft het hele weekend geblaft.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

'Je kunt ervan uitgaan', zegt hij, 'dat ik niet op tijd in de les kan komen'.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Aan de slag!
bestudeer p. 250 Leestekens par. 2 cursus 7
maak opdracht 1 t/m 4

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive