Formuleren paragraaf 1

Doelen
- contaminaties
- verkeerde voorzetsels
- incongruentie
- pleonasme
- tautologie 
- vage woorden
- verwijswoorden
- lastige woordparen
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Doelen
- contaminaties
- verkeerde voorzetsels
- incongruentie
- pleonasme
- tautologie 
- vage woorden
- verwijswoorden
- lastige woordparen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat we gaan doen
  • We gaan naar een paar voorbeelden kijken en bespreken wat er fout gaat. 
  • Daarna maken jullie 8 opdrachten.
  • Eerst 10 minuten in stilte, daarna mag je ZACHTJES samenwerken met je buur.
  • Klaar? Dan mag je stil iets voor jezelf gaan doen.

Slide 3 - Diapositive

Wat is hier aan de hand?
'Deze computer kost duur.'
'Ik ben helemaal door de war.'
'Dat moet ik even nachecken.'

Slide 4 - Diapositive

1. Contaminatie
Als je twee woorden of uitdrukkingen ten onrechte vermengt, spreek je van een contaminatie.
'Deze computer kost veel.' of 'Deze computer is duur.'

Slide 5 - Diapositive

2. Verkeerd woordgebruik
Wanneer je de betekenis van een woord niet goed genoeg kent en het dan verkeerd gebruikt:
'Mensen met psychiatrische problemen, zoals faalangst, kunnen veel baat hebben bij gesprekken met een psycholoog.'

Slide 6 - Diapositive

3. Verkeerde voorzetsels
'In vergelijking tot vroeger'
'De oorzaak voor dit probleem'
'Gebaat zijn van huiswerkbegeleiding'
'Aanmerkingen maken over zijn gedrag'

Slide 7 - Diapositive

Wat gaat hier mis?
'Een zwerm bijen achtervolgen de jongen.'
'Volgens Van Gaal geeft de media een foute weergave van de gebeurtenissen.'

Slide 8 - Diapositive

4. Incongruentie
Het onderwerp en de persoonsvorm zijn niet gelijk in getal (enkelvoud/ meervoud). In onze voorbeelden:
'Een zwerm bijen achtervolgen de jongen.'
- Een zwerm is enkelvoud
'Volgens Van Gaal geeft de media een foute weergave van de gebeurtenissen.'
- De media is meervoud

Slide 9 - Diapositive

5. Nog een foutje bij werkwoordgebruik:
'Ze lopen op straat en keken niet op of om.'

= Inconsequent gebruik van werkwoordtijden

Slide 10 - Diapositive

Onnodige herhalingen: pleonasmen en tautologieën

Slide 11 - Diapositive

Verwijswoorden

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

We wisten dit reeds weken al.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 16 - Quiz

'Fijn, we kunnen de les weer hervatten!' sprak de docent tevreden.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 17 - Quiz

De aanwezige bezoekers bewonderden de prachtige schilderijen.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 18 - Quiz

Vermoedelijk moet je misschien een ander nummer bellen!
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 19 - Quiz

'Kun je mij vooraf waarschuwen?' vroeg de blauwogige jongen aan de docent.
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 20 - Quiz

Naast bloemen kreeg ik bovendien een boekenbon!
A
pleonasme
B
tautologie

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

De politie deed zijn best. -> Leg uit wat hier niet klopt.

Slide 28 - Question ouverte

Rotterdam gaat haar haventarieven herzien. -> Leg uit wat hier niet klopt.

Slide 29 - Question ouverte

Het kabinet heeft tijdens haar wekelijkse vergadering besloten dit goed te keuren. -> Leg uit wat hier niet klopt.

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

Wat vinden jullie van deze zinnen?
'Men is het coronabeleid zat.'
'De meeste mensen gaan dit jaar naar Frankrijk.'
'De hedendaagse student heeft een hoge studieschuld.'
'Aardig wat nieuwe medewerkers zijn aangenomen.'
'Tal van mensen keken naar de persconferentie.'
'Op een bepaald moment werden de regels voor het examen aangescherpt.'

Slide 35 - Diapositive

6. Vermijd vaag taalgebruik!
Als lezer snap je vaag taalgebruik minder goed dan concreet taalgebruik; je kunt je er moeilijker iets bij voorstellen. Ook maakt vaag taalgebruik een tekst saai.
'Men is het coronabeleid zat.'
'De meeste mensen gaan dit jaar naar Frankrijk.'
'De hedendaagse student heeft een hoge studieschuld.'
Wie? Hoe veel?

Slide 36 - Diapositive

Vragen? Aan de slag!
  • Maak opdracht 1 t/m 6 en 8
  • Eerst 10 minuten in stilte, daarna mag je ZACHTJES samenwerken met je buur.
  • Klaar? Dan mag je stil iets voor jezelf gaan doen.

Slide 37 - Diapositive