Het werkwoord 'aller'

Unité 4
Je leert vertellen wat je gaat doen met behulp van het werkwoord ‘aller’ (gaan)
Je leert zinnen ontkennend maken (niet… geen…)
Wat valt op?

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Unité 4
Je leert vertellen wat je gaat doen met behulp van het werkwoord ‘aller’ (gaan)
Je leert zinnen ontkennend maken (niet… geen…)
Wat valt op?

Slide 1 - Diapositive

Dit hoofdstuk gaat een beetje anders
Je leert grammaticaregels
Je sluit af met een openboektoets.
Let op: je hoeft de toets niet per se te maken. Maak je ‘m wel? Dan telt ie mee.
Om te voorkomen dat iedereen ‘’op de gok’’ die toets maakt, zijn er voorwaarden aan verbonden:
  • Je maakt de volledige weektaak online.
  • Je doet actief mee in de lessen.

Slide 2 - Diapositive

Vooruitblik
Week 21: grammaire I
Week 22: grammaire II
Week 23: openboektoets

Slide 3 - Diapositive

Week 21

Slide 4 - Diapositive

Het werkwoord 'aller'

Slide 5 - Diapositive

Het werkwoord 'aller'
'Aller' betekent in het Nederlands 'gaan'.



'Aller' is een onregelmatig werkwoord, net als 'être' en 'avoir' die je eerder hebt geleerd.

Slide 6 - Diapositive

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Frans
Nederlands
je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il/elle va
hij/zij gaat
on va
wij gaan
nous allons
wij gaan
vous allez
u gaat/jullie gaan
ils/elles vont
zij gaan

Slide 7 - Diapositive

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Let op!
il = hij en elle = zij

Wanneer er op de plek van het onderwerp 1 naam of een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud staat kun je deze vervangen door il/elle:

Monique va ...
Lucas va ...
Ma soeur va ...

Slide 8 - Diapositive

Het werkwoord 'aller' vervoegen:
Let op!
ils/elles = zij (meervoud)

Wanneer er op de plek van het onderwerp meerdere namen of een zelfstandignaamwoord in het meervoud staat kun je deze vervangen door ils/elles:

Monique et Lucas vont ... 
Les frères vont ...

Slide 9 - Diapositive

Vul de goede vorm van 'aller' in:
je ...
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 10 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
on ...
A
vas
B
va
C
allons
D
allez

Slide 11 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
vous ...
A
allons
B
allez
C
aller
D
vont

Slide 12 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
elle
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 13 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Les amis ...
A
va
B
allons
C
vont
D
aller

Slide 14 - Quiz

Vul de goede vorm van 'aller' in:
nous ...
A
allons
B
allez
C
vont
D
aller

Slide 15 - Quiz

De toekomende tijd
Als je iets wilt zeggen in het Frans dat nog moet gaan gebeuren, dan gebruik je een vorm van 'aller' + een heel werkwoord.

Zinsvolgorde wordt dan:
onderwerp + vorm van aller + heel werkwoord + rest van zin

Slide 16 - Diapositive

De toekomende tijd
Zinsvolgorde wordt dan:
onderwerp + vorm van aller + heel werkwoord + rest van zin

Voorbeelden:
Je vais faire du shopping à Amsterdam. --> Ik ga shoppen in Amsterdam.
Il va acheter un nouveau pantalon. --> Hij gaat een nieuwe broek kopen.

Slide 17 - Diapositive

Elle (gaat bezoeken) la Tour Eiffel.
A
vais visiter
B
vas visiter
C
va visiter
D
visiter

Slide 18 - Quiz

Vous (gaat dragen) une robe rouge.
A
allons porter
B
allez porter
C
vont porter
D
porter

Slide 19 - Quiz

Tu (gaat vinden) ton livre!
A
vais trouver
B
vas trouver
C
allez trouver
D
vont trouver

Slide 20 - Quiz

Let op
De openboektoets is MOEILIJK
Want je moet heel veel kunnen opzoeken in je boek. 
Vergeet je PAPIEREN BOEK dus ook niet mee te nemen.
Woorden, zinnen en grammatica uit ho. 4 worden gecombineerd tot nieuwe zinnen.

Slide 21 - Diapositive

Weektaak
Online paragraaf 4.3 (helemaal)

Slide 22 - Diapositive

Week 21 
Les 2

Slide 23 - Diapositive

Wat weet je nog?

Slide 24 - Diapositive

Vertaal (met behulp van je boek): Wij gaan de supermarkt zoeken.

Slide 25 - Question ouverte

Vertaal: Het huis kijkt uit op de bushalte.

Slide 26 - Question ouverte

Vertaal: de keuken is naast de badkamer.

Slide 27 - Question ouverte

Vertaal: De lerares gaat verhuizen.

Slide 28 - Question ouverte

Weektaak
Online paragraaf 4.3 (helemaal)

Slide 29 - Diapositive