Present simple / continuous

Herhaling Present
Present simple
Present continuous
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Herhaling Present
Present simple
Present continuous

Slide 1 - Diapositive

Present simple
De present simple is de tegenwoordige tijd.
Ik loop naar school elke dag - I walk to school every day


Slide 2 - Diapositive

Present simple, Hoe maak ik die?
I/you/we/they krijgen het infinitief van een werkwoord.
He/she/it krijgen het infinitief van een werkwoord +s
Infinitief: work
infinitief +s: works

Slide 3 - Diapositive

Present simple
I work at the snackbar
She drinks water every day       
He hates coffee                              
They drive a car

Slide 4 - Diapositive

De Present continuous
De present continuous gebruiken we om aan te geven dat iets nu gebeurd.

Slide 5 - Diapositive

De Present continuous, hoe maken we die?

persoonlijk                       De vorm van to be:                           werkwoord +ing
voornaamwoord
I                                                            am                                           working                                 
you/they/we                                   are                                           driving
He/she/it                                          is                                              singing

Slide 6 - Diapositive

(vanaf hier beginnen de opdrachten) Sleep oefening
Sleep zometeen de juiste onderdelen van de grammatica bij de present simple -of continuous. 

Je sleept de 4 opties bij de juiste vorm van de grammatica

Slide 7 - Diapositive

Present simple
Present continuous
Shit regel
I/you/we/they = infinitief
werkwoord met -ing
De vormen van to be: am/are/is

Slide 8 - Question de remorquage

Vragen
Je krijg nu een aantal meerkeuze -en openvragen. Let op dat je bij de openvragen volledige zinnen moet schrijven. Denk hierbij aan hoofdletters en punten.

Slide 9 - Diapositive

(present simple) He ____ (walk) to school every day.
Maak deze zin af. (schrijf de hele zin uit)

Slide 10 - Question ouverte

(present continuous) Johny _____ (make) a movie with his friends. (schrijf helemaal uit.)

Slide 11 - Question ouverte

Welke zin is juist?
A
They are bake cookies.
B
They're bakeing cookies.
C
They are baking cookies.
D
They're bake cookies.

Slide 12 - Quiz

Welke zin is juist?
A
He is riding his bike to school every day.
B
He rides his bike to school every day.

Slide 13 - Quiz

Welke zin is in de present continuous?
A
I am working at the Praxis
B
They work at the Praxis

Slide 14 - Quiz

Welke zin staat in de present continuous
A
She is typing a report.
B
She's type a report

Slide 15 - Quiz

He makes a cake. (verander deze zin naar de present continous).

Slide 16 - Question ouverte

She drives a car.
Deze zin staat in de?
A
present continuous
B
present simple

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Lien

Slide 19 - Lien

Welke ontkennende zin staat in de present simple?
A
I not work at a bank.
B
I don't work at a bank.

Slide 20 - Quiz

Welke ontkennende zin staat in de present simple?
A
She does not walk with her dog.
B
She is not walking with her dog.

Slide 21 - Quiz

I like to play Fortnite. Maak deze zin ontkennend (not)

Slide 22 - Question ouverte

present simple
Present continuous
1. She is working right now.
2. She bakes cookies in her oven.
3. They show her a videoclip.
4. He is drawing a picture

Slide 23 - Question de remorquage

Beheers je de grammatica van de present simple/continuous nu beter?
ja, veel beter
neutraal
nee

Slide 24 - Sondage

Dit was het einde van de les.

Slide 25 - Diapositive