Taal actief thema 5 groep 8

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Soms staat er een regenboog aan de hemel
A
een regenboog
B
de hemel
C
staat
D
soms
1 / 33
suivant
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Soms staat er een regenboog aan de hemel
A
een regenboog
B
de hemel
C
staat
D
soms

Slide 1 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Een regenboog kan verschijnen met zon en regen tegelijk
A
een regenboog
B
kan
C
verschijnen
D
zon en regen

Slide 2 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
De weervrouw heeft niet veel goeds voorspeld voor vandaag.
A
De weervrouw
B
voorspeld
C
vandaag
D
heeft

Slide 3 - Quiz

Wat is het onderwerp in de zin?
Soms staat er een regenboog aan de hemel
A
staat
B
er
C
een regenboog
D
de hemel

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
Een regenboog kan verschijnen met zon en regen tegelijk
A
Een regenboog
B
zon en regen
C
kan
D
tegelijk

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp in de volgende zin?
De weervrouw heeft niet veel goeds voorspeld voor vandaag.
A
niet veel goeds
B
vandaag
C
voor vandaag
D
De weervrouw

Slide 6 - Quiz

Wat is gezegde in de volgende zin?
De weervrouw heeft niet veel goeds voorspeld voor vandaag.
A
heeft niet veel goeds
B
de weervrouw voorspeld
C
heeft voor vandaag voorspeld
D
heeft voorspeld

Slide 7 - Quiz

Wat is het gezegde in de volgende zin?
Daarin zal een storm worden ontwikkeld
A
daarin ontwikkeld
B
zal worden ontwikkeld
C
een storm ontwikkeld
D
daarin zal

Slide 8 - Quiz

Wat is het gezegde in de volgende zin?
De mensen hebben daar veel ellende te verwerken
A
hebben verwerken
B
hebben ellende
C
hebben veel ellende
D
hebben te verwerken

Slide 9 - Quiz

Staat de zin in de voltooide of de onvoltooide tijd?
De buurman zet zijn huis te koop.
A
voltooide tijd
B
onvoltooide tijd

Slide 10 - Quiz

Staat de zin in de voltooide of de onvoltooide tijd?
De laatste ontwikkelingen gaven de doorslag.
A
voltooide tijd
B
onvoltooide tijd

Slide 11 - Quiz

Staat de zin in de voltooide of de onvoltooide tijd?
Zijn aanvraag tot schadevergoeding is afgewezen.
A
voltooide tijd
B
onvoltooide tijd

Slide 12 - Quiz

Staat de zin in de voltooide of de onvoltooide tijd?
Veel honden voorspellen onweer
A
voltooide tijd
B
onvoltooide tijd

Slide 13 - Quiz

Staat de zin in de voltooide of de onvoltooide tijd?
Dat hebben ze van hun voorouders geërfd
A
voltooide tijd
B
onvoltooide tijd

Slide 14 - Quiz

VERWIJSWOORDEN
Het woordje - DAT - verwijst naar....
A
een het-woord
B
een de-woord
C
woorden over hoeveelheid
D
de overtreffende trap

Slide 15 - Quiz

VERWIJSWOORDEN
Het woordje - WAT - verwijst naar....
A
een het-woord
B
een de-woord
C
woorden over hoeveelheid
D
de overtreffende trap

Slide 16 - Quiz

VERWIJSWOORDEN
Het woordje - DIE - verwijst naar....
A
een het-woord
B
een de-woord
C
woorden over hoeveelheid
D
de overtreffende trap

Slide 17 - Quiz

Is het verwijswoord juist of onjuist gebruikt?
Hij is geoloog DAT hij altijd al wilde worden.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Is het verwijswoord juist of onjuist gebruikt?
Het meisje WAT hem volgt, doet dat met knikkende knieën.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Is het verwijswoord juist of onjuist gebruikt?
De vulkaan braakte wolken as uit, WAT er dreigend uitziet.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quiz

Is het verwijswoord juist of onjuist gebruikt?
Het eerste WAT geologen doen na zo'n aardbeving is waarschuwen
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz

Is het verwijswoord juist of onjuist gebruikt?
Het waarschuwingssysteem DAT er is, is soms te laat
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quiz

Is het verwijswoord juist of onjuist gebruikt?
De mensen DAT zoiets wel doen, hebben het altijd mis.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord REGENEN
A
geregend
B
geregent

Slide 24 - Quiz

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord HEBBEN
A
gehad
B
gehebben
C
gehat
D
gehebt

Slide 25 - Quiz

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord SCHRIJVEN
A
geschrijfd
B
geschrijft
C
geschreven
D
geschreeven

Slide 26 - Quiz

Van een werkwoord een voltooid deelwoord maken.
Welk voltooid deelwoord is juist bij het werkwoord varen
A
gevaard
B
gevaart
C
gevaren
D
gevaaren

Slide 27 - Quiz

de aardkorst
Landinwaarts
de plaat
het epicentrum

Slide 28 - Question de remorquage

Een heel harde storm is een....
A
orkaan
B
briesje
C
windhoos

Slide 29 - Quiz

Vliegtuigen zijn vaak gemaakt van....
A
Staal
B
Platina
C
Aluminium
D
Zink

Slide 30 - Quiz

De vangrail langs de weg zijn vaak gemaakt van....
A
Staal
B
Platina
C
Aluminium
D
Zink

Slide 31 - Quiz

Het goedkoopste metaal is....
A
Staal
B
Platina
C
Aluminium
D
Zink

Slide 32 - Quiz

Het zwaarste metaal is.....
A
Staal
B
Platina
C
Aluminium
D
Zink

Slide 33 - Quiz