Nederlands Lezen h1 t/m h5

Begrijpend lezen 
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Begrijpend lezen 

Slide 1 - Diapositive

Verbanden en signaalwoorden

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Vidéo

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
voorbeeld
maar
zoals
ook
denk aan
tevens
tegenover

Slide 4 - Question de remorquage

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
voorwaarde
oorzaak - gevolg
tijdsvolgorde
indien
nadat
doordat
dadelijk
waardoor
tenzij

Slide 5 - Question de remorquage

Slide 6 - Vidéo

Tekstdoel

Slide 7 - Carte mentale

Een recept heeft als tekstdoel:

Slide 8 - Question ouverte

Wat voor tekstdoel heeft deze tekst?

Slide 9 - Question ouverte

Welk tekstdoel past bij een schoolboek?

Slide 10 - Question ouverte

Kernzin

  • Een kernzin is de belangrijkste zin in een alinea. 
  • De kernzin geeft informatie, de rest van de alinea is een aanvulling op die kernzin (uitleg en voorbeelden).


Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Waar vind je de kernzin meestal?

Slide 13 - Carte mentale

Hoofdzaken van een tekst vind je
A
in de inleiding en de kernzin
B
alleen in kernzin
C
in de inleiding, het slot en de kernzin

Slide 14 - Quiz

Noteer de kernzin van alinea 4.

Slide 15 - Question ouverte

Een deelon-
derwerp
een stukje tekst over hetzelfde deelonderwerp.
het onderwerp van een alinea
de belangrijkste zin van een alinea.
kernzin-nen
Een alinea 

Slide 16 - Question de remorquage

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 17 - Quiz

Feit, mening of argument?
De Lybische premier is ontvoerd en daarna bevrijd.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 18 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 19 - Quiz

Feit, mening of argument?
Mijn broertje is een onuitstaanbare treiterkop.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 20 - Quiz

Staat hier een feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 21 - Quiz