Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
H2: Grootheden & Eenheden
Slide 1 - Diapositive
Wat is een grootheid?
Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten.
Een voorbeeld is lengte.
Slide 2 - Diapositive
Wat is een eenheid?
De eenheid is de maatwaarin je een grootheid meet.
Een eenheid van lengte is bijvoorbeeld cm
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Vidéo
Noem een grootheid.
Slide 5 - Carte mentale
Noem een eenheid van lengte
Slide 6 - Carte mentale
Noem een eenheid van tijd
Slide 7 - Carte mentale
Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid
Eenheid
lengte
oppervlakte
seconde
kilogram
snelheid
centimeter
uur
tijd
kilometer
gewicht
hectare
Slide 8 - Question de remorquage
Zet de eenheden van lengte van groot (links)
naar klein (rechts)
km
hm
dam
m
dm
cm
mm
Slide 9 - Question de remorquage
Met welk getal moet vermenigvuldigd worden om te weten hoeveel centimeter 2 meter is?
A
10
B
20
C
100
D
1000
Slide 10 - Quiz
Hoeveel kilometer is 7000 meter? Vul alleen een getal in.
Slide 11 - Question ouverte
57 cm + 10 dm =
A
15,7 dm
B
57,1 cm
C
571 cm
D
10,57 dm
Slide 12 - Quiz
Het is kwart over 8 in de avond. Om 20:50 uur begint het optreden van Ilana's favoriete cabaretier. Hoeveel tijd heeft zij nog voor het optreden begint?
A
30 minuten
B
35 minuten
C
20 minuten
D
35 seconden
Slide 13 - Quiz
90 minuten =
getal
eenheid
300 minuten =
4 weken + 4 dagen =
Sleep de getallen en eenheden naar de juiste plaats.
Let op: je gebruikt niet alles.
32
26
kwartier
uur
2,5
dagen
minuten
5
6
Slide 14 - Question de remorquage
Hoeveel minuten duurt 4 1/2 uur? Vul alleen een getal in.
Slide 15 - Question ouverte
Welk rijtje klopt niet van groot naar klein?
A
jaar - maand - dag - minuut
B
jaar - uur - kwartier - seconde
C
eeuw - jaar - kwartaal - minuut
D
maand - uur - kwartaal - minuut
Slide 16 - Quiz
3 ton is...
euro
kilogram
3 000
30 000
300 000
3 000 000
Slide 17 - Question de remorquage
Zet de eenheden van gewicht van groot (links) naar klein (rechts)
kg
mg
ton
g
Slide 18 - Question de remorquage
Welk gewicht aan rozijnen is nodig voor 10 appeltaarten?
A
6 kg
B
0,6 kg
C
6000 mg
D
6000 g
Slide 19 - Quiz
Aisha heeft € 3,55 in haar portemonnee. Zij koopt een broodje van 80 cent. Hoeveel geld zit er nu nog in haar portemonnee?
A
B
C
D
Slide 20 - Quiz
Oefenen
Ga verder met H2
Slide 21 - Diapositive
Wat versta je onder het begrip ''grootheid"? Geef een voorbeeld van een grootheid die je vandaag hebt geleerd.
Slide 22 - Question ouverte
Wat is een eenheid van lengte? Geef een voorbeeld van een lengte-eenheid en beschrijf een situatie waarin je deze zou gebruiken.
Slide 23 - Question ouverte
Schat de lengte van je bureau in centimeters. Hoeveel zou dat ongeveer zijn? Hoe ben je tot deze schatting gekomen?
Slide 24 - Question ouverte
Als een stuk stof 3,5 meter lang is en je knipt er 150 centimeter vanaf, hoeveel meter stof heb je dan over? Schrijf je berekening op.
Slide 25 - Question ouverte
Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.