KT B-04 Werkwoorden, gevarieerd

Kennistraining B-04
Werkwoorden gevarieerd (door elkaar tt, vt, 
voltooid deelw., bijv. naamw. etc.)
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Kennistraining B-04
Werkwoorden gevarieerd (door elkaar tt, vt, 
voltooid deelw., bijv. naamw. etc.)

Slide 1 - Diapositive

Onze collega is vorig jaar naar Oostenrijk ..... (verhuizen)
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 2 - Quiz

Als je goed luistert naar de uitleg, .... (vinden) je deze opdracht zeker niet moeilijk
A
vind
B
vindt

Slide 3 - Quiz

Deze techniek ..... (bieden, tt) meer voordelen dan de oude techniek
A
biedt
B
bied

Slide 4 - Quiz

Pas volgende week kun je de ... (verloten) prijzen afhalen.
A
verlootte
B
verlote

Slide 5 - Quiz

De brandweer ... (vermoeden, vt) dat er opzet in het spel was.
A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoedt

Slide 6 - Quiz

De ... (afgelasten) wedstrijd zal volgende week ingehaald worden.
A
afgelastte
B
afgelaste

Slide 7 - Quiz

... (vermoeden, tt) jij ook al wie zijn opvolger zal zijn?
A
Vermoedt
B
Vermoed
C
Vermoedde

Slide 8 - Quiz

De verzekeringsmaatschappij bleek niet bereid te zijn de schade te ... (vergoeden)
A
vergoedden
B
vergoeden

Slide 9 - Quiz

Wanneer geef jij het te veel ... (besteden) bedrag terug?
A
bestede
B
besteedde

Slide 10 - Quiz

De gemeente besloot de ... (afbranden) molen opnieuw te laten restaureren.
A
afgebrande
B
afgebrandde

Slide 11 - Quiz

Het interview met de partijleider ... (ontaarden, vt) in een ordinaire scheldpartij.
A
ontaarde
B
ontaardde
C
ontaardt

Slide 12 - Quiz

Vertel eens, wanneer is dat ... (gebeurden)?
A
gebeurt
B
gebeurdt
C
gebeurd

Slide 13 - Quiz

Ik kreeg de brief terug, omdat deze verkeerd ... (adresseren) was.
A
geadresseert
B
geadresseerd
C
geadresseerdt

Slide 14 - Quiz

Ik had niet vermoed, dat zij elkaar ooit weer zouden ... (ontmoeten).
A
ontmoeten
B
ontmoetten

Slide 15 - Quiz

Als je een ander netjes ... (behandelen), word je doorgaans zelf ook netjes ... (behandelen).
A
behandelt, behandeld
B
behandeld, behandeld
C
behandelt, behandelt
D
behandeld, behandelt

Slide 16 - Quiz

Er is niet ... (bellen); dat ... (verbeelden) je je maar.
A
gebeld, verbeeldt
B
gebelt, verbeeld
C
gebeld, verbeeld
D
gebelt, verbeeldt

Slide 17 - Quiz

Het is glad buiten. Let op, dat je niet ... (uitglijden).
A
uitglijd
B
uitglijdt

Slide 18 - Quiz

Wat ... (betekenen) het spreekwoord: 'Al te goed is buurmans gek'?
A
betekent
B
betekendt
C
betekend

Slide 19 - Quiz

Het weerbericht ... (luiden, vt): hier en daar een bui.
A
luidt
B
luide
C
luidde

Slide 20 - Quiz

Het is maar de vraag of het ministerie de bouw ... (bekostigen).
A
bekostigd
B
bekostigt
C
bekostigdt

Slide 21 - Quiz

Op het ... (aankopen) terrein zullen woningen worden ... (bouwen)
A
aangekochte, gebouwt
B
aangekochte, gebouwd
C
aangekochtte, gebouwt
D
aangekochtte, gebouwd

Slide 22 - Quiz

De oorzaak van het afbreken van de trap was een ... (verroesten) bout.
A
verroeste
B
verroestte
C
verroesten

Slide 23 - Quiz

De ANWB ... (raden, tt) ons aan op tijd te vertrekken.
A
raad
B
raadt
C
ried
D
raadde

Slide 24 - Quiz

Je dient je excuses aan te bieden als je iemand ... (beledigen) hebt.
A
beledigdt
B
beledigd
C
beledigt

Slide 25 - Quiz

Mijn advies is: ... (bieden) niet te veel voor die kast.
A
biedt
B
bied

Slide 26 - Quiz