Making Questions - Past Simple - Ch 5

Making Questions - Past Simple


Grammar Chapter 5 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Making Questions - Past Simple


Grammar Chapter 5 

Slide 1 - Diapositive

Welke tijd is de past simple?
A
verledentijd
B
tegenwoordige tijd

Slide 2 - Quiz

Met welke van deze woorden begin je een vragend zin in de past simple?
A
DO
B
DID
C
DOES

Slide 3 - Quiz

Wat is het werkwoord 'to be' in de past simple?
A
am, is and are
B
was and were

Slide 4 - Quiz

Lesdoel
Aan het einde van de les kan je een vragend zin maken in de past simple 

Slide 5 - Diapositive

Hoe maak je een vragend zin in de past simple?

Stap 1: Over wie gaat het?

Hij/Zij/Het -> Dingen
He/She/It 
Dan begin je met: Did 


Ik/Jij/Wij/Hun
I/You/We/They 
Dan begin je ook met: Did
Stap 2: Hele werkwoord

She waited outside.
Did she wait outside?
He liked football.
Did he like football?


I looked outside.
Did I look outside?

Slide 6 - Diapositive

Maak deze zin vragend:
My brother liked pasta.

Slide 7 - Question ouverte

Maak deze zin vragend:
It snowed last winter.

Slide 8 - Question ouverte

Maak deze zin vragend:
You passed the exam.

Slide 9 - Question ouverte

Uitzondering
                                                             Zie je een 'to be' of 'could' in de zin? 
Wat is de 'to be' in het v.t.?
WAS
WERE
I was a student 
She was loyal
We were together 
You were outside

GEBRUIK GEEN DO OF DOES!!!
Zet de 'to be' of 'could' voor aan in de zin en vergeet je vraagteken niet.
Was I a student?
Was she loyal?
Were we together?
I could go to the party
Could I go to the party?

Slide 10 - Diapositive

Maak deze zin vragend:
He could go home.

Slide 11 - Question ouverte

Maak deze zin vragend:
You were on a break.

Slide 12 - Question ouverte

Maak deze zin vragend:
I was at home.

Slide 13 - Question ouverte

Onregelmatige werkwoorden
  • het verandert helemaal
  • je moet het uit je hoofd leren.  
Switch de werkwoord van v.t. naar t.t!!
I went to Italy.
Did I go to Italy?

He ate a big meal.
Did he eat a big meal?

Slide 14 - Diapositive

Maak deze zin vragend:
I met her parents.

Slide 15 - Question ouverte

Maak deze zin vragend:
She forgot her book?

Slide 16 - Question ouverte

Maak deze zin vragend:
The lesson went well.

Slide 17 - Question ouverte

Regelmatige werkwoorden 
Onregelatige werkwoorden
cooked
went
walked
slept
drank
felt
rained
locked
wrote
liked

Slide 18 - Question de remorquage

Maak deze zin vragend:
I knew she was lying.

Slide 19 - Question ouverte

Maak deze zin vragend:
They were in the garden.

Slide 20 - Question ouverte

Maak deze zin vragend:
We texted each other.

Slide 21 - Question ouverte

met welke woord kan je beginnen bij een vragend zin in de past simple?

Slide 22 - Question ouverte

Je kan een vragend zin maken in de past simple

Slide 23 - Sondage

Slide 24 - Diapositive