Persoonsvorm, voegwoord, komma

Lesdoel:
Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en weet op welke manier ik dit kan doen.
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Lesdoel:
Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en weet op welke manier ik dit kan doen.

Slide 1 - Diapositive

Zinsdeel
Een zinsdeel is een woord of een groepje woorden in een zin. 
Het zinsdeel wat we vandaag leren is: de persoonsvorm. 

Slide 2 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin wat zegt wat iets of iemand doet. 

Kun je vinden door: 
er een vraagzin van te maken
Het woord wat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Slide 3 - Diapositive

Bijvoorbeeld: 
Mijn vriend loopt naar de stad. 

Loopt mijn vriend naar de stad? 
Persoonsvorm = loopt

Slide 4 - Diapositive

Wat is de pv?
Het koraal wordt bedreigd.

Slide 5 - Question ouverte

Wat is de pv?
Een walvis is een zoogdier.

Slide 6 - Question ouverte

Wat is de pv?
Het veulen drinkt bij zijn moeder.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is de pv?
De aapjes zitten op zijn rug.

Slide 8 - Question ouverte

Wat is de pv?
De directeur opent de deuren.

Slide 9 - Question ouverte

Wat is de pv?
De bezoekers kijken hun ogen uit.

Slide 10 - Question ouverte

Wat is de pv?
De reptielen zitten achter glas.

Slide 11 - Question ouverte

Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en weet op welke manier ik dit kan doen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Sondage

Lesdoel:
Ik kan een voegwoord herkennen en ik weet wanneer ik een komma moet schrijven.

Slide 13 - Diapositive

Voegwoord en komma
Een voegwoord maakt twee zinnen aan elkaar vast. 
Je schrijft een komma voor een voegwoord, behalve bij: en / of

Voorbeelden: want, en, maar, of, omdat, daardoor, hoewel, als, terwijl, om, behalve, dus, voordat, nadat.

Slide 14 - Diapositive

Haal het voegwoord uit de volgende zinnen.

Slide 15 - Diapositive

Wat is het voegwoord?
Mijn moeder wil geen snoep, maar ik wel.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het voegwoord?
Ik geef Jim ook snoep, want ik vind hem lief.

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het voegwoord?
Poets je je tanden, voordat je naar bed gaat?

Slide 18 - Question ouverte

Wat is het voegwoord?
Ik poets mijn tanden, omdat ik geen gaatjes wil.

Slide 19 - Question ouverte

Wat is het voegwoord?
Ze zijn schoon, doordat ik zo goed gepoetst heb.

Slide 20 - Question ouverte

Maak van twee zinnen één zin met voegwoord en komma.

Slide 21 - Diapositive

Mama gaat.
Maar Roos blijft.

Slide 22 - Question ouverte

Opa slaapt.
Zolang het stil is.

Slide 23 - Question ouverte

Roos zingt.
Want dat vindt ze leuk.

Slide 24 - Question ouverte

Ik kan een voegwoord herkennen en ik weet wanneer ik een komma moet schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Sondage