Woche 15

H3b Duits, Woche 15
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 160 min

Éléments de cette leçon

H3b Duits, Woche 15

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Beginopdracht
Versie A
Versie B

Slide 3 - Diapositive

Diese Woche:
Donnerstag (50 Min.)

Beginopdracht
(Aufgabe 5)
Schreiben: Brief 1
Goethe: lesen (Teil 1/2)
Freitag (50 Min.)

Beginopdracht
Wörterliste D/F
Lesen: Aufgabe 4
Goethe: sprechen (Teil 1)
Montag (50 Min.)

Beginopdracht
Grammatik E:
18, 19, 20
Goethe: hören 
(Teil 1/2)

Slide 4 - Diapositive

Entdecke die Fehler
der Hauptbanhof
die Bahn = de baan
das ausland
am Schnellsten
overstappen = übersteigen
traumen
zu Fuss gehen 

Slide 5 - Diapositive

Toetsstof T04 (eindtoets)
Kapitel 6:
- woordjes A, B, D/F & G (blz. 218-219)
- grammatica C + E (blz. 222-223)
Kapitel 7:
- woordjes A, B, D/F & G (blz. 256-257)
- grammatica C + E (blz. 260-261)
+ SCHRIJFVAARDIGHEID

Slide 6 - Diapositive

Grammatik C: keuzevoorzetsels
Je kent nu al de voorzetsels met de...

3e naamval:

4e naamval:

Slide 7 - Diapositive

Grammatik C: keuzevoorzetsels
Er is nog één rijtje voorzetsels dat je moet kennen:

de keuzevoorzetsels

Hier moet je een keuze maken of je de 3e óf de 4e naamval gebruikt. Die keuze hangt af van...

Slide 8 - Diapositive

Grammatik C: keuzevoorzetsels
- Is er in de zin sprake van een tijdstip of plaats? (wann?/wo?)
Gebruik dan de 3e naamval.

--> Ich liege auf d___ Wiese.
--> In ein___ Woche fahre ich nach Berlin.
--> Paul sitzt zwischen sein___ Brüder___.
--> Das Bild hängt an d___ Wand.

Slide 9 - Diapositive

Grammatik C: keuzevoorzetsels
- Is er in de zin sprake van een beweging? (wohin?)
Gebruik dan de 4e naamval.

--> Ich lege mich auf d___ Couch.
--> Paul setzt sich zwischen sein___ Brüder___.
--> Die Lehrerin hängt das Poster an d___ Tür.
Onthoud: Verandering = Vierde naamval

Slide 10 - Diapositive

Grammatik C: keuzevoorzetsels
H = hinter (= achter)
V = vor (= voor)
A = an (= aan)
U = über (= boven)
A = auf (= op)
U = unter (= onder)
N = neben (= naast)
Z = zwischen (= tussen)
IN = in (in, over (van tijd))

Slide 11 - Diapositive

Grammatik C: keuzevoorzetsels
An die Arbeit:
Aufgabe 10 + 11, S. 194-195.

Je haalt de uitgangen gewoon uit de schema's in je boek 
op blz. 293.

Slide 12 - Diapositive

Grammatik E: zu/nach/in
Er zijn verschillende Duitse vertalingen voor het Nederlandse woord 'naar'.

1. zu
2. nach
3. in

Slide 13 - Diapositive

Grammatik E: zu/nach/in
zu = naar (in de richting van...) + 3e naamval

- bij personen

- bij richtingen met een lidwoord

Slide 14 - Diapositive

Grammatik E: zu/nach/in
nach = naar, na (+ 3e naamval)

- bij steden
- bij landen zonder lidwoord
- bij (wind)richtingen
- vaste uitdrukkingen (nach Hause kommen/gehen)

Slide 15 - Diapositive

Grammatik E: zu/nach/in
in = naar (naar binnen gaan...) + 4e naamval

- bij landen met een lidwoord
- bij vaste combinaties (in die Schule gehen, ins Kino/Theater/Museum gehen)

Slide 16 - Diapositive

Grammatik E: zu/nach/in
mannelijk:

vrouwelijk: 

onzijdig: 

meervoud: 

Slide 17 - Diapositive

Grammatik E: zu/nach/in
An die Arbeit:
Aufgabe 18, 19, 20 (S. 202-203)

Je haalt de uitgangen gewoon uit de schema's in je boek 
op blz. 293.

Slide 18 - Diapositive

Hausaufgaben für Freitag
- Maken:

- Leren: 



Slide 19 - Diapositive

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 20 - Diapositive