Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
Éléments de cette leçon
De groei van het christendom
tijdvak 2 Grieken en Romeinen
3000 v.Chr - 500 n.Chr.
Slide 1 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt aangeven waarin het jodendom en het christendom zich onderscheidden van de meeste andere religies in de Oudheid.
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor het christendom uit het jodendom ontstond.
Je kunt de groei van christendom beschrijven en verklaren.
Slide 2 - Diapositive
Monotheïsme en Polytheïsme
De Romeinen hadden een polytheïstische godsdienst, ze hadden meerdere (poly) goden
Tolerant t.o.v. de geloven van veroverde volken, ze namen zelfs die goden op in hun eigen geloof.
Wél belangrijk: veroverde volken moesten ook offeren aan de Romeinse goden, anders zouden de Goden wraak nemen
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Monotheïsme en polytheïsme
Het jodendom was monotheïstisch en ontstond ong 2000 v.Chr
De joden geloven dat zij met God een speciale band hadden, die wordt beschreven in hun heilige boeken.
De joden leefden in diaspora (verspreid over meerdere landen), nadat ze als slaven waren weggevoerd uit Palestina.
Veel joden bleven, door de eigen rituelen, herkenbaar als aparte groep,
Vaak namen joden wel de lokale taal over, te zien aan het feit dat de heilige boeken werden vertaal in het Grieks.
Slide 5 - Diapositive
Een redder voor het joodse volk
Joden geloven in een messias, iemand die de joden zou bevrijden van hun overheersing.
Ten tijde van Augustus leefde in Palestina, Jezus van Nazareth, door velen gezien als de nieuwe messias.
Het leven van Jezus wordt, na zijn dood, beschreven in de 4 evangeliën.
Belangrijke onderdelen: liefde, verdraagzaamheid en opkomen voor de armen en zwakkeren. (hierdoor naar de Hemel!)
Slide 6 - Diapositive
Een redder voor het joodse volk
Jezus wordt de "zoon van God" genoemd.
Goddelijkheid wordt benadrukt door beschrijvingen van wonderen en genezingen die hij zou hebben verricht.
De joodse elite voelde zich bedreigd door Jezus. Jezus, zou op voorspraak van joodse priesters, gekruisigd zijn door de Romeinse gouverneur.
Maar het aantal mensen dat geloofde in de ideeën van Jezus bleef groeien. Ze noemden zichzelf christenen.
Slide 7 - Diapositive
0
Slide 8 - Vidéo
De eerste christenen
In de eerste eeuw voelde vooral armen en slaven zich aangetrokken tot het christendom, want je kan in de hemel komen door goed te leven, en niet door te offeren.
In de tweede eeuw werd het christendom beter georganiseerd en verspreidde het zich ook onder de rijken.
Het gevolg was dat het christendom nog verder groeide.
Slide 9 - Diapositive
Waardoor kreeg het christendom steeds meer aanhangers?
Slide 10 - Question ouverte
zelf aan het werk
maak opdr. 2
vaardigheid continuïteit en verandering
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Vidéo
Leerdoelen
Je kunt aangeven waarin het jodendom en het christendom zich onderscheidden van de meeste andere religies in de Oudheid.
Je kunt uitleggen wanneer en waardoor het christendom uit het jodendom ontstond.
Je kunt de groei van christendom beschrijven en verklaren.
Slide 13 - Diapositive
Leerdoelen
Je kunt de oorzaken en gevolgen noemen van het besluit om het christendom tot staatsgodsdienst te maken.
Je kunt uitleggen door welke ontwikkelingen het West- Romeinse rijk ophield te bestaan.
Slide 14 - Diapositive
Christenvervolgingen
De christenen offerden niet aan de Romeinse goden. Hierdoor worden ze aangewezen als zondebok
Vaak werd er streng opgetreden tegen christenen, in de tweede eeuw bleef het strafbaar om christen te zijn, maar werden ze niet vervolgd.
In de derde eeuw ging het slechter met het Romeinse Rijk en werden de christenen opnieuw vervolgd.
Slide 15 - Diapositive
Christenvervolgingen
Ondanks de vervolgingen werden/bleven mensen christelijk.
De vervolgingen zorgde er voor dat de christenen standvastiger werden; ze waren bereid om te sterven voor hun geloof.
De martelaren waren juist een voorbeeld voor anderen.
Slide 16 - Diapositive
Heilige Sebastiaan - Sebastiaan was soldaat in het Romeinse leger, maar bekeerde zich stiekem tot het christendom. De Romeinse keizer ontdekt dit en laat Sebastiaan doorboren door pijlen
Slide 17 - Diapositive
De Heilige Barbara, werd door haar vader opgesloten om haar te beschermen tegen alle jongens die naar haar hand dongen. Vader laat zelfs een eigen badhuis voor haar bouwen. Barbara heeft zich stiekem bekeerd tot het christendom. Vader is woest en onthoofd eigen dochter. Vader wordt door God gestraft en getroffen door de bliksem
Slide 18 - Diapositive
Het christendom wordt staatsgodsdienst.
De Romeinen splitste hun rijk (in 285n.Chr.) op in 2 delen (oostelijk en westelijk gedeelte). Dit als poging om de crisis op te lossen.
Elk gedeelte had zijn eigen keizer, al snel raakten de keizers met elkaar in conflict. In 312 won Constantijn en gaf christenen dezelfde rechten als andere godsdiensten.
Slide 19 - Diapositive
Het christendom wordt staatsgodsdienst
Constantijn gebruikte het christendom vooral om eenheid te krijgen in zijn rijk.
In 391 werd het christendom de staatsgodsdienst, vanaf toen werd het vereren van de Romeinse goden verboden.
Slide 20 - Diapositive
Van Oudheid naar Middeleeuwen
Het Oost- Romeinse Rijk was beter georganiseeerd en kon zich beter verdedigen tegen aanvallen van buitenaf. Dit rijk (= ByzantijseRijk) zou blijven bestaan tot 1493.
Vijfde eeuw = einde West- Romeinse Rijk . Oorzaak hiervoor zijn de volksverhuizingen. Volkeren uit Azië en Oost- Europa zorgden voor onveiligheid in de Romeinse grensstreken. Germaanse volken trokken hierdoor verder het Romeinse Rijk in.
Slide 21 - Diapositive
Slide 22 - Diapositive
Slide 23 - Diapositive
Van Oudheid naar Middeleeuwen
In het Romeinse leger werden Germanen steeds belangrijker
Deze Germanen waren geromaniseerd, maar stichtten ook steeds vaker eigen koninkrijkjes binnen het Rijk. Zo was het Romeinse Rijk al flink veranderd, ook op economisch gebied.
Door de toenemende onveiligheid was er minder handel, steden krompen en de bevolking trok naar het platteland.
476 - Einde Romeinse Rijk, begin middeleeuwen.
Slide 24 - Diapositive
Welke beweringen over het ontstaan van het christendom zijn goed en welke zijn fout?
Goed
Fout
Joden en Romeinen zagen Jezus als onruststoker en gevaar.
Vooral rijke Romeinen waren in het geheim aanhangers van het christendom.
Het christendom is een monotheïstische godsdienst.
Jezus vertelde dat iedereen in de ogen van zijn god gelijk waren.
Slide 25 - Question de remorquage
Welke uitspraak over de verspreiding van het christelijke geloof ten tijde van het Romeinse Rijk is NIET waar?
A
De Romeinen maakten zich in eerste instantie niet zo druk om de nieuwe christelijke religie
B
De Romeinen zorgden met hun harde aanpak ongewild voor meer saamhorigheid onder de christenen
C
Een goede organisatie van de kerk zorgde voor onderlinge eenheid onder de christenen
D
Ten tijde van keizer Constantijn waren de christenvervolgingen op een hoogtepunt
Slide 26 - Quiz
Welke gebeurtenis had een grote invloed op de val van het Romeinse Rijk?
A
misoogsten
B
christenvervolgingen
C
Slechte koningen
D
Volksverhuizingen
Slide 27 - Quiz
Koppel de beschrijving aan het juiste begrip.
De Bijbel
Christendom
Palestina
Vervolgingen
Jezus - kruisiging
is een landstreek in het Midden-Oosten waar het christendom ontstaan is.
is het heilige boek van de christenen
Christenen zijn door de Romeinen streng gestrafd, omdat ze weigerden de goden van de Romeinen te aanbidden.
is een geloof dat in het Romeinse Rijk ontstond uit het jodendom. Het christendom volgt de leer van Jezus.
Jezus werd omstreeks 30 n.Chr. door de Romeinen veroordeeld
Slide 28 - Question de remorquage
1.
2.
3.
4.
5.
Augustus wordt de eerste keizer van het Romeinse Rijk
Germaanse volken beginnen het rijk binnen te vallen
Keizer Constantijn staat het Christendom toe in het Romeinse Rijk
Rome begint met veroveringen
Jezus Christus wordt gekruisigd
Slide 29 - Question de remorquage
Leerdoelen
Je kunt de oorzaken en gevolgen noemen van het besluit om het christendom tot staatsgodsdienst te maken.
Je kunt uitleggen door welke ontwikkelingen het West- Romeinse rijk ophield te bestaan.