Basisstof 1 Organismen (Par 1)

Par. 1 Organismen
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Par. 1 Organismen

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
1: Ik kan in eigen woorden uitleggen wat een organisme is.
2: Ik kan de 7 levensverschijnselen benoemen.
3 Ik kan in eigen woorden omschrijven wat groei is.
4 Ik kan onderscheid maken of iets levend, dood of levenloos is.

Slide 2 - Diapositive

Organismen
Een organisme is een levend wezen

Voorbeelden van organismen zijn: Bacteriën, schimmels, planten en dieren 

Alle organismen herken je aan de 7 levenskenmerken.

Slide 3 - Diapositive

Levenskenmerken
Alle organismen hebben levenskenmerken
als iets leeft.  
1 Ademhalen
2 Voeden
3 Groeien
4 Bewegen
5 Waarnemen 
6 Uitscheiden
7 Voortplanten

Slide 4 - Diapositive

Levend en dood
Een organisme is levend als het ALLE levenskenmerken vertoont. Soms is dit lastig te zien, zoals bij planten. 

Als een organisme ooit levenskenmerken heeft gehad, maar nu niet meer, noem je dit dood.

Een organisme zonder levenskenmerken noem je levenloos.

Slide 5 - Diapositive



Organisme: een levend wezen

Een organisme dat geen levenskenmerken meer vertoont, noem je dood.

Een organisme dat nog nooit levenskenmerken heeft getoond, noem
je levenloos.

Slide 6 - Diapositive

Wat is groei?
Groei is het groter en zwaarder worden van een organisme.

Dit kan bij alle organismen.

Slide 7 - Diapositive

Samen een aantekening maken
- Organisme
- Levenskenmerken 
- Dood en levenloos

Slide 8 - Diapositive

Wat bedoelen we met levensverschijnselen?
A
kenmerken van levenloze dingen
B
kenmerken van het leven
C
kenmerken van de dood
D
kenmerken van dode organismen

Slide 9 - Quiz

Wat is een levensverschijnsel?
A
Leven
B
waarnemen
C
Dood gaan
D
Stromend water

Slide 10 - Quiz

groeien is
A
Nieuwe vorm krijgen
B
Ouder worden
C
Groter en zwaarder worden
D
Groter worden

Slide 11 - Quiz

Een levend wezen.
A
orgaan
B
cel
C
biologie
D
organisme

Slide 12 - Quiz

Is deze invloed levend of niet levend?
Hoeveelheid regen
A
Levend
B
Niet-levend

Slide 13 - Quiz

Wat is levend?
A
een boom
B
een deur
C
een lantaarnpaal
D
een herfstblad

Slide 14 - Quiz

Wat is een levensverschijnsel?
A
Leven
B
Levenloos
C
Uitscheiden
D
Stromend water

Slide 15 - Quiz

Leerdoelen herhalen
1 Je kunt uitleggen wat een organisme is
2 Je kunt de 7 levensverschijnselen noemen
3 Je kunt omschrijven wat groei is
4 Je kunt onderscheid maken of iets levend, dood of levenloos is

Slide 16 - Diapositive

Huiswerk
Lees in je boek bladzijde 14 t/m 19
Maak opdracht 1 t/m 8

Slide 17 - Diapositive