Start overtuigen

1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag 
Start maken met inhoud voor PTO-3
- uitleg + oefenen in Lessonup

Leerdoel: een eerste kennismaking met wat standpunten zijn, wat argumenten en hoe je deze kunt herkennen

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen in deze periode?
  1. PTO: Communicatie:     Argumenteren hst 19 t/m 22
  2. Boek: Fictie -     Trouble speech
  3. NUMO

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wat weten jullie al/nog over standpunten en argumenten?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Welk standpunt draagt deze poster uit en wat is het belangrijkste argument?

Slide 7 - Question ouverte

standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Er moet op school meer aandacht besteed worden aan de vaderlandse geschiedenis,
want jongeren moeten leren trots te zijn op ons verleden.

Meer aandacht voor de vaderlandse geschiedenis zal ten koste gaan van de tijd voor de wereldgeschiedenis.
Er is anders weinig over ons verleden waarop we trots kunnen zijn
tegenargument
weerlegging

  Dit is een standpunt
+ argument 

Slide 8 - Diapositive

Standpunt en argument blz. 103
Standpunt = waar je staat, je mening. "Dat waar je een ander van wil overtuigen in je betoog." (blz. 103)
Andere woorden zijn bijv. mening, visie, opvatting, stelling, claim, conclusie 

Argument = ondersteunen je standpunt. 
Woorden om ze te herkennen want, omdat, aangezien, immers, reden.

Slide 9 - Diapositive

Is dat erg? => 
Dat ligt aan (tekst)doel

Slide 10 - Diapositive

Standpunt en argument
Ik vind standpunt want argument

Slide 11 - Diapositive

Standpunt en argument
In een tekst vaak zonder de signaalwoorden:

Je moet stoppen met roken, het is slecht voor je

Slide 12 - Diapositive

Wat is standpunt en wat het argument?
Het is goed dat mobieltjes in het Zakkie moeten, eindelijk kunnen we ongestoord luisteren naar de docent.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is standpunt en wat het argument?
Het is toch raar dat we geen vrij mogen wanneer wij willen, aangezien we zelf kunnen plannen en nadenken?

Slide 14 - Question ouverte

Wat is standpunt en wat het argument?
Het stemrecht zou moeten gelden voor 16-jarigen en worden afgepakt van 80+-ers. Die zijn namelijk toch bijna dood.

Slide 15 - Question ouverte

Wat is standpunt en wat het argument?
Doe mij koffie! Ik ben moe.

Slide 16 - Question ouverte

Standpunt en argument
Let op:

Argument is niet hetzelfde als argumentatie

Want argumentatie is de hele reeks aan argumenten en tegenargumenten 

Slide 17 - Diapositive

Tegenargument en weerlegging
Tegenargument
Laat zien dat stelling onjuist is.

Weerlegging 
Laat zien dat argument onjuist is.

Slide 18 - Diapositive

Je moet stoppen met roken, het is slecht voor je

Slide 19 - Diapositive

Je moet stoppen met roken, het is slecht voor je
Tegenargument
Ik moet helemaal niet stoppen met roken, dan verdient de tabaksindustrie geen geld meer (stelling is onjuist)

Weerlegging 
Roken is helemaal niet ongezond, ik heb minder stress als ik rook (argument weerleggen) 

Slide 20 - Diapositive

Feitelijk of waarderend
Feitelijk
Controleerbaar, dus meetbaar, weegbaar of telbaar

Waarderend
Niert vast te stellen of het waar is, is een oordeel

Slide 21 - Diapositive

Vandaag 
Maak oefeningen in het boek over overtuigen 
Gele boek blz. 94/95
Maak vragen 1, 3, 5, 6, 7
Als je klaar bent: 10 

Leerdoel: oefenen met standpunten en argumenten zijn en hoe je deze kunt herkennen

Slide 22 - Diapositive

Wat is standpunt en wat het argument?
Het is goed dat mobieltjes in het Zakkie moeten, eindelijk kunnen we ongestoord luisteren naar de docent.

Slide 23 - Question ouverte

Feitelijk of waarderend
Voorbeelden, eerst van feitelijke of waarderende uitspraken. Niet als argument.

Slide 24 - Diapositive

Bij een lekker gegrilde vissoort, hoort een droge, witte wijn.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 25 - Quiz

De Wolga is de langste rivier van Europa.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 26 - Quiz

Feitelijk of waarderend
Nu twee voorbeelden van feitelijke of waarderende argumenten.
Stel eerst vast wat de stelling is en wat het argument is.

Slide 27 - Diapositive

Ik kan maar beter geen roomijsje nemen, ik heb een koemelkallergie.
A
Dit is een feitelijk argument.
B
Dit is een waarderend argument.

Slide 28 - Quiz

Het is echt geweldig om lekker door de modder te gaan, dus je moet echt meedoen aan die mudrun!
A
Dit is een feitelijk argument.
B
Dit is een waarderend argument.

Slide 29 - Quiz

Ik denk dat Mark Rutte de verkiezingen gaat winnen. Hij is immers veruit de beste in de debatten.

A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 30 - Quiz

Oplossen of beslechten
Oplossen
Tegenstanders bereiken een akkoord, vaak een compromis

Beslechten
Een instantie (iemand) besluit wat waar is.

Slide 31 - Diapositive

Alinea 1: Wat is het standpunt? En wat het argument?

Slide 32 - Diapositive

Herlees nu 
Lerend
Studerend
Werkend

Slide 33 - Diapositive

Volgende les:
Opdrachtboek mee.

Slide 34 - Diapositive