Inleiding in de logistiek 1.4 Tussenpersonen

Inleiding in de logistiek 1.4
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
LogistiekMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Inleiding in de logistiek 1.4

Slide 1 - Diapositive

Deze les
Terugblik naar: vorige les
nieuw: tussenpersonen in de logistiek

Slide 2 - Diapositive

Material management houdt zich bezig met de goederenstroom binnen productiebedrijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

3. Welke vorm van logistiek management gaat over de eindproducten: Material of fysiek distributiemanagement?
A
Material management
B
Fysiek distributiemanagement

Slide 4 - Quiz

Integratie
Differentiatie
Het overnemen van taken in de bedrijfskolom door andere schakels heet:
Het toevoegen van een schakel aan de bedrijfskolom heet:

Slide 5 - Question de remorquage

Bedrijfskolom
Maak de bedrijfskolom kloppend 
Chocoladefabriek
Supermarkt
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 6 - Question de remorquage

Zara besluit om alleen dameskleding te gaan verkopen. We praten dan van:
A
Differentiatie
B
Integratie
C
Parallelisatie
D
Specialisatie

Slide 7 - Quiz

De bedrijfskolom van rijst is erg lang. Er word een schakel tussenuit gehaald. Hoe noem je dat?
A
Integratie
B
Differentiatie
C
Parallelisatie
D
Specialisatie

Slide 8 - Quiz

Hoofdstuk 1.4 Tussenpersonen
Leervragen:
Aan het eind van de les ben je in staat om uit te leggen:
Welke tussenpersonen je tegen komt in de bedrijfskolom.
Je kunt er minimaal drie benoemen en vertellen wat hun werkzaamheden zijn.



Slide 9 - Diapositive

Welke tussenpersonen kunnen in een bedrijfskolom aanwezig zijn?

Slide 10 - Question ouverte

Tussenpersonen binnen de bedrijfskolom
Expediteur
Douane-expediteur
Cargadoor
Stuwadoor
Vervoerder of transporteur
Logistiek dienstverlener
Service merchandiser

Slide 11 - Diapositive

Tussenpersonen
  • Expediteur:  sluit namens de verzender een vervoersovereenkomst met de vervoerder. 
  • Douane-expediteur: een expediteur die ook op de hoogte is van de regels en procedures bij douaneprocessen. 

Slide 12 - Diapositive

Een expediteur...
A
Zorgt voor het verplaatsen van goederen
B
Zorgt voor het verzenden van goederen
C
Zorgt voor de administratieve afwerking en btw van goederen
D
Zorgt voor verzending en de administratie van goederen

Slide 13 - Quiz

Cargadoor en Stuwadoor
Cargadoor: is een rederij, die zorgt voor de ligplaats, regelt het laden en lossen en alle andere werkzaamheden binnen de haven.

Stuwadoor: zorgt dat schepen worden gelost en geladen.

Slide 14 - Diapositive

Wat doet een cargadoor?
A
Deze laadt en lost
B
Deze vertegenwoordigt de rederij
C
Deze zet de ladingvast
D
Deze regelt zeetransport

Slide 15 - Quiz

Wat zijn geen tussenpersonen binnen de bedrijfskolom?
A
Advocaat
B
Stuwadoor
C
Expediteur
D
Douane-expediteur

Slide 16 - Quiz

De tussenpersoon tussen verlader en ontvanger, en rederij is?
A
Stuwadoor
B
Transporteur
C
Expediteur
D
Cargadoor

Slide 17 - Quiz

Vervoerder

Deze is verantwoordelijk voor het vervoer van de producten van A naar B.
Veel bedrijven besteden het vervoer van hun producten uit aan transportbedrijven.

Slide 18 - Diapositive

Hoe heet een bedrijf dat de verzending en administratie van goederen organiseert?
A
Een cargadoor
B
Een expediteur
C
Een stuwadoor
D
Vervoerder

Slide 19 - Quiz

Logistieke dienstverlener
Warehousing, deze bedrijven houden de voorraad aan van andere bedrijven. 
Vandaar dienstverlener = diensten verleent in een sector.
Werkzaamheden die ze kunnen verrichten zijn:
  • Opslag van producten voor andere bedrijven
  • Beheer van software
  • Onderhoud van apparaten
  • De VAS en VAL activiteiten.

Slide 20 - Diapositive

Ontwikkelingen in de diensverlening

1PL:  1e alleen transport - en opslagopdrachten, onder vast contract
2PL: 1990 wilden verladers met vaste contracten werken, na prijs en voorwaarden overleg kwam dit er.
3PL: naast eerder genoemde werkzaamheden, werd hun werk uitgebreid met VAL(ompakken enz.) en VAS(prijzen van artikelen enz.) activiteiten
4PL: regelt de dienstverlener grote delen van de logistieke keten op wereldniveau: transport, opslag, factureren, douane enz.

Slide 21 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een distributiecentrum en een logistiek dienstverlener?
A
Er is geen verschil
B
De een ontvangt altijd alleen goederen van 1 klant en de ander altijd van meerdere klanten.
C
Een Logistiek dienstverlener werkt voor andere bedrijven en een DC voor het eigen bedrijf.

Slide 22 - Quiz

Welk soort logistieke dienstverlener verricht de meeste diensten voor een klant?
A
1PL
B
2PL
C
3PL
D
4PL

Slide 23 - Quiz

Warehousing
Warehousing is het opslaan van goederen die later worden verkocht of gedistribueerd. Soms worden de termen warehouse en distributiecentrum door elkaar gebruikt, maar toch is dit niet hetzelfde. Een warehouse is feitelijk alleen de opslagruimte, terwijl een distributiecentrum zich naast opslag ook bezighoudt met orderpicking en orderverwerking (vaak inclusief transport). Bron: chain-logistics

Slide 24 - Diapositive

Service merchandising
De ondernemer vertrouwt een deel van het assortiment toe aan een service merchandiser. Deze beheert de voorraad en verzorgt de ruimte en presentatie in de winkel waar de artikelen staan. 

Ook wel jack jobbing genoemd. 

Slide 25 - Diapositive

Selecteer het juiste woord voor het begrip ''Warehouse"
A
Distributiecentrum
B
Kleinhandel
C
Grootwarenhuis
D
Opslag magazijn

Slide 26 - Quiz

Welke functie zorgt voornamelijk voor de reclamemateriaal en displays?

A
Key-accountmanager
B
Accountmanager
C
Binnendienst medewerker
D
Service merchandiser

Slide 27 - Quiz

Opdrachten uit boek
Opdracht 19 t/m 24
opdracht 39: plusvraag inleveren in Its learning
Leren de begrippen die je tegen bent gekomen.

Slide 28 - Diapositive

Hoofdstuk 1.4 Tussenpersonen
Leervragen:
Aan het eind van de les ben je in staat om uit te leggen:
Welke tussenpersonen je tegen komt in de bedrijfskolom.
Je kunt er minimaal drie benoemen en vertellen wat hun werkzaamheden zijn.
Je kunt vertellen welke functies er binnen een magazijn zijn en kort uitleggen wat deze inhouden.



Slide 29 - Diapositive