schooltaalwoorden 31 t/m 40

Nederlands - schooltaalwoorden


31 tot en met 40

1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands - schooltaalwoorden


31 tot en met 40

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen

Schooltaalwoorden

  • Ik kan het schooltaalwoord schrijven.
  • Ik weet de betekenis van het schooltaalwoord.
  • Ik kan het schooltaalwoord in een zin zetten.
  • Ik kan een zin maken met een schooltaalwoord. 


 

Slide 2 - Diapositive

Uitleg

We oefenen met de schooltaalwoorden



 

Slide 3 - Diapositive

Welke vijf schooltaalwoorden ken je al?

Slide 4 - Question ouverte

Wat betekent: fel

A
hevig, sterk
B
eens, ooit
C
voorkeur, wat je kiest
D
te weinig

Slide 5 - Quiz

Wat betekent: gaat om

A
actie om iets te verbeteren
B
in groepen delen
C
het is belangrijk
D
het is echt waar

Slide 6 - Quiz

Wat betekent: het leerboek

A
het doel
B
een schoolboek
C
twee heel verschillende dingen
D
dunne stift met scherpe punt om mee te naaien

Slide 7 - Quiz

Wat betekent: de keus

A
de bladzijde
B
voorkeur, wat je kiest
C
de grootte van iets
D
een groepje mensen dat advies geeft of leiding geeft

Slide 8 - Quiz

Wat betekent: tussen haakjes

A
in het middel
B
door of met dank aan
C
er komt niets meer daarna
D
( xxx ) de woorden staat tussen haakjes

Slide 9 - Quiz

Welk woorden passen in de zin?
De woorden staan ...... ......
A
gaat om
B
tussen haakjes
C
de raad
D
baseren op

Slide 10 - Quiz

Welk woord past in de zin? Typ het woord.

De zon geeft een .... licht.

Slide 11 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?
In de schoenenwinkel is veel .......
A
formaat
B
centraal
C
maatregelen
D
keus

Slide 12 - Quiz

Welk woord past in de zin? Typ het woord.

De docent zegt: 'Het ..... in deze les ..... het werkwoord.

Slide 13 - Question ouverte

Welk woord past in deze zin?
Ik neem mijn ........... mee naar school.
A
pagina
B
maatregelen
C
bladzijde
D
leerboeken

Slide 14 - Quiz

Wat betekent:

A
B
C

Slide 15 - Quiz

Wat betekent:

A
B
C

Slide 16 - Quiz

Wat betekent:

A
B
C

Slide 17 - Quiz

Wat betekent:

A
B
C

Slide 18 - Quiz

Wat betekent:

A
B
C

Slide 19 - Quiz

Welk woord past in de zin? Typ het woord.


Slide 20 - Question ouverte

Welk woord past in deze zin? Typ het woord.


Slide 21 - Question ouverte

Welk woord past in deze zin? Typ het woord.


Slide 22 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?

A
B
C

Slide 23 - Quiz

Welk woord past in de zin?

A
B
C

Slide 24 - Quiz

Welk woord past in de zin?

A
B
C

Slide 25 - Quiz

Wat is het tegenovergestelde van: ?
A

Slide 26 - Quiz

Wat is het synoniem (ander woord) voor: ?
A
B
C

Slide 27 - Quiz

Welke zin is waar?
A
B
C
D

Slide 28 - Quiz

Drie zinnen zijn niet goed.
Eén zin is wel goed. Welke?
A
.

Slide 29 - Quiz

Maak de zin af.


Slide 30 - Question ouverte

Maak een zin met de woorden:




Slide 31 - Question ouverte

Maak een zin met de woorden:




Slide 32 - Question ouverte

Welk woord past in de zin?

A
B
C
D

Slide 33 - Quiz

Maak een zin met:

Slide 34 - Question ouverte

Hoeveel nieuwe woorden heb je in deze les geleerd?

A
0
B
1 - 5
C
6 - 10
D
meer dan 10

Slide 35 - Quiz

Geef jezelf een beoordeling. Hoe ging het?

A
niet goed
B
voldoende
C
ruim voldoende
D
goed

Slide 36 - Quiz

Hoe vond je de les?

A
saai
B
wel oké
C
leuk
D
leerzaam

Slide 37 - Quiz

Einde

Bedankt dat je meedeed.


Goed gewerkt!

Slide 38 - Diapositive