2hv - H3 - Bron A

Ce n'est pas cher!
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Ce n'est pas cher!

Slide 1 - Diapositive

elle est branché

Slide 2 - Diapositive

Chapitre 3 - Faire les magasins

Slide 3 - Diapositive

Les jumeaux

Slide 4 - Diapositive

Getallen 
10 = dix
20 = vingt
30 = trente
40 = quarante 
50 = cinquante
60 = soixante 

Slide 5 - Diapositive

quinze =

Slide 6 - Question ouverte

trente-trois =

Slide 7 - Question ouverte

soixante-cinq =

Slide 8 - Question ouverte

cinquante-neuf =

Slide 9 - Question ouverte

trente-six =

Slide 10 - Question ouverte

vingt-sept =

Slide 11 - Question ouverte

quatorze =

Slide 12 - Question ouverte

24 =

Slide 13 - Question ouverte

11 =

Slide 14 - Question ouverte

43

Slide 15 - Question ouverte

57 =

Slide 16 - Question ouverte

moche =

Slide 17 - Question ouverte

la robe=

Slide 18 - Question ouverte

le pull =

Slide 19 - Question ouverte

acheter =

Slide 20 - Question ouverte

le magasin =

Slide 21 - Question ouverte

Pak je schrift!

Slide 22 - Diapositive

Vertaal de volgende beschrijvingen:
  1. il porte un pull rouge
  2. elle porte un pantalon noir
  3. je porte une robe rose
  4. le magasin est cher
  5. son t-shirt est moche
  6. le short de bain est beau

Slide 23 - Diapositive

 L'épiphanie
Le six janvier 

Une galette des Rois

Slide 24 - Diapositive

Schrijf over in je schrift:
1. Hoeveel dagen na kerst is l'épiphanie? 
2. Uit welk land komt het woord: épiphanie?
3. Naar welke 3 personen verwijst 'la fête des rois'?
4. Welke 3 kado's gaven deze personen?
5. Welke 3 ingrediënten zitten er in een 'Gallette des Rois?'
6. Wat is 'une fève'? 
7. Hoeveel soorten 'gallette des Rois' heeft Frankrijk?
8. Hoeveel 'gallette des Rois'  eten Fransen per jaar?


Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

Au travail!
Bekijk de video op de volgende dia.

Schrijf de volgende antwoorden in je schrift op:

  1. Wat voor ingrediënten moeten er in de taart? (het zijn er 5)
  2. Op hoeveel graden moet de oven staan?
  3. Hoelang moet de taart in de oven?

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo