Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
T2A Wensen inventariseren
T2A Wensen inventariseren
1 / 41
suivant
Slide 1:
Diapositive
Spaans
MBO
Studiejaar 2
Cette leçon contient
41 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
T2A Wensen inventariseren
Slide 1 - Diapositive
Reservar
un viaje
Slide 2 - Carte mentale
¿Adónde quiere ir?
A
Wanneer wilt u gaan?
B
Waarheen wilt u gaan?
C
Met wie wilt u gaan?
D
Hoe lang wilt u gaan?
Slide 3 - Quiz
¿Cuándo quiere ir?
A
Wanneer wilt u gaan?
B
Waarheen wilt u gaan?
C
Met wie wilt u gaan?
D
Hoe lang wilt u gaan?
Slide 4 - Quiz
¿Para cuántas personas?
A
Voor welke personen?
B
Voor hoeveel nachten?
C
Voor hoeveel personen?
D
Hoe oud zijn de personen?
Slide 5 - Quiz
¿Cómo quieren viajar?
A
Wanneer wilt u reizen?
B
Waarheen wilt u reizen?
C
Met wie wilt u reizen?
D
Hoe wilt u reizen?
Slide 6 - Quiz
Je wilt weten of iemand liever een huisje heeft of een hotelkamer.
Wat vraag je?
A
¿Puede una cabaña o una habitación?
B
¿Tiene una cabaña o una habitación?
C
¿Prefiere una cabaña o una habitación?
D
¿Es una cabaña o una habitación
Slide 7 - Quiz
Je wilt weten wat voor reis iemand wil.
Wat vraag je?
A
¿Cómo quiere viajar?
B
¿Qué tipo de viaje?
Slide 8 - Quiz
Je wilt weten hoe lang iemand op reis wil.
Wat vraag je?
A
¿Cuándo quiere viajar?
B
¿Adónde quiere viajar?
C
¿Cuántos días quiere viajar?
D
¿Con cuántas personas?
Slide 9 - Quiz
Je wilt iemands achternaam weten.
Je vraagt: ¿ Cuál es su....?
A
domicilio?
B
número?
C
nombre?
D
apellido?
Slide 10 - Quiz
Je wil weten of de klant liever in juli of augustus op reis wil.
A
¿Prefiere viajar en julio o agosto?
B
¿Puede viajar en julio o agosto?
Slide 11 - Quiz
Je wilt weten op basis waarvan de klant een hotel wil boeken.
A
¿En qué regimen?
B
¿Qué tipo de viaje?
Slide 12 - Quiz
Je wilt vragen wat voor kamer de klant wil.
A
¿Qué tipo de viaje quiere?
B
¿Qué tipo de cabaña quiere?
C
¿Qué tipo de habitación quiere?
D
¿En qué régimen?
Slide 13 - Quiz
Je wilt weten hoe oud de kinderen zijn.
Wat vraag je?
A
¿Cuántos hijos tiene?
B
¿Cuántos años tiene usted?
C
¿Que hijos tienen edad?
D
¿Cuántos años tienen sus hijos?
Slide 14 - Quiz
Bij de receptie in een hotel
De volgende vragen zaten in de toets,
deze mogen jullie komende vrijdag herkansen
Slide 15 - Diapositive
Wat is je 1e vraag als de klant bij de balie staat? (je mag zelf kiezen)
Slide 16 - Question ouverte
Persoonlijke
gegevens
Slide 17 - Carte mentale
Je wilt het reserveringsnummer weten. Je vraagt:
¿Cuál es su ....
A
número de reserva?
B
número de reservar?
C
número de reservación?
D
nombre de reserva?
Slide 18 - Quiz
Je vraagt de klant of hij zijn naam kan spellen.
A
¿Puede escribe su nombre?
B
¿Puede deletrear su nombre?
C
Slide 19 - Quiz
Je wil weten of de klant gereserveerd heeft.
A
¿Cuál es su número de reserva?
B
¿Ha reservado?
C
¿Quiere reservar?
Slide 20 - Quiz
Je vraagt de klant hoe hij/zij wil betalen.
A
¿Cómo puede pagar?
B
¿Cómo quiere pagar?
Slide 21 - Quiz
Zeg dat de klant kamer 25 heeft
A
Tiene la habitación 25
B
Puede la habitación 25
C
Tiene la cabaña 25
D
Puede la cabaña 25
Slide 22 - Quiz
Zeg dat de kamer op de 2e verdieping is
A
La habitación está en la segunda planta
B
La habitación está a la izquierda
C
La habitación tiene un baño
D
La habitación cuesta dos euros
Slide 23 - Quiz
Vertel dat de parkeerplaats gratis is
A
El apartamento es gratis
B
El aparcamiento es gratis
Slide 24 - Quiz
Wat zeg je als je de sleutel aan de klant geeft?
A
Aquí tiene la factura
B
Aquí tiene la llave
C
¿Usted tiene la factura?
D
¿Usted tiene la llave?
Slide 25 - Quiz
Hoe zeg je dat het ontbijt van 7.00 tot 10.00 is?
A
El desayuno es de las siete hasta las diez
B
El desayuno es en las siete y diez
C
El desayuno es a las siete a las diez
Slide 26 - Quiz
Hoe zeg je dat de klant in de straat kan parkeren?
A
Usted tiene que aparcar en la calle
B
Hay un apartamento en la calle
C
Usted puede aparcar en la calle
D
El apartamento está al final de la calle
Slide 27 - Quiz
Vraagwoorden
Cuándo - Cuál - Qué - Dónde - Adónde - Cuántos/as -
Quién - Quienes - Cómo
Slide 28 - Diapositive
Waar wilt u heen?
..... quiere ir?
Slide 29 - Question ouverte
Wat voor soort reis wilt u?
..... tipo de viaje quiere?
Slide 30 - Question ouverte
Wat is uw woonplaats?
..... es su domicilio?
Slide 31 - Question ouverte
Hoeveel kinderen heeft u?
..... hijos tiene usted?
Slide 32 - Question ouverte
Voor hoeveel nachten?
Para ..... noches?
Slide 33 - Question ouverte
Hoe wilt u betalen?
..... quiere pagar?
Slide 34 - Question ouverte
Wat wenst u?
..... desea?
Slide 35 - Question ouverte
Waar wilt u overnachten?
..... quieren alojarse?
Slide 36 - Question ouverte
Wanneer wilt u gaan?
..... quieren ir?
Slide 37 - Question ouverte
Wat interesseert u?
..... les interesa?
Slide 38 - Question ouverte
Luisteren
Goed luisteren naar 2 klantgesprekken.
Herken je alle vragen?
Slide 39 - Diapositive
Libro página treinta y siete
Escuchar otra vez!
Slide 40 - Diapositive
Opdracht 2.03
Página treinta y siete
Vanaf donderdag: geen boek = geen les
Slide 41 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Les Vragen maken
Décembre 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Spaans
MBO
Studiejaar 3
Paula va de vacaciones capítulo 7
Mai 2020
- Leçon avec
21 diapositives
Spanish
SPAANS UNIDAD 5a
Mars 2021
- Leçon avec
18 diapositives
Spaans
MBO
Studiejaar 2
Hoe wilt u betalen?
Décembre 2023
- Leçon avec
10 diapositives
NT2 aan volwassenen
Hoger onderwijs
Les Vragen maken
Novembre 2023
- Leçon avec
19 diapositives
Spaans
MBO
Studiejaar 3
escritura - 2023 - vwo5
Avril 2023
- Leçon avec
23 diapositives
Spaans
Secondary Education
Clase 3 y 4 semana 4 Unidad 5
Mai 2021
- Leçon avec
18 diapositives
spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
El verano de Ricardo cap. 1-4
Septembre 2021
- Leçon avec
13 diapositives
Spanish