Oefeningen debatteren

Debatteren
oefeningen
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Debatteren
oefeningen

Slide 1 - Diapositive

Tijdens de debatlessen leer je: 
  • argumenten herkennen
  • te argumenteren
  • te presenteren
  • bewust te worden van je stem en houding
  • wat debatteren is. 

Slide 2 - Diapositive

Wie gaat er samen?

Slide 3 - Question ouverte

Leuke stellingen voor het einddebat?

Slide 4 - Question ouverte

les 1: Introductie 
-Debat en discussie
-Non-verbale communicatie

Slide 5 - Diapositive

Wat is een debat?

Slide 6 - Carte mentale

Wat is een debat?
  • Een discussie met regels
  • Er is 1 specifiek onderwerp, dat vastligt.
  • De groep wordt verdeeld in voor- en tegenstanders
  • Er zijn spelregels (zoals de spreektijd).
  • Je overtuigt niet elkaar, maar een derde partij. 

Slide 7 - Diapositive

Wat leer je door te debatteren?

Slide 8 - Carte mentale

Waarom leer je debatteren?
  • Je leert voor een groep te spreken.
  • Je leert te luisteren.
  • Je leert te argumenteren.
  • Je leert te reageren op argumenten (ontkrachten)
  • Je leert drogredenen te doorzien.

Slide 9 - Diapositive

Glossofobie?

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Dat is heel normaal!

Slide 12 - Diapositive

Debatoefening: ABC
Doel: non-verbale communicatie trainen.

Opdracht: Een leerling zegt het alfabet op. Je krijgt een emotie om over te dragen, terwijl je het alfabet opzegt. De anderen raden na afloop om welke emotie het ging. 

Slide 13 - Diapositive

Debatoefening: woordwinnaar
Doel: snel associëren en verbanden leggen.

Opdracht: Je krijgt een briefje met drie willekeurige woorden. Vertel een kort verhaal waarin de drie woorden voorkomen, zonder dat de anderen kunnen raden welke dit waren. Je krijgt voorbereidingstijd. Kunnen de anderen na afloop raden welke woorden dit waren?

Slide 14 - Diapositive

Debatoefening: 
Overtuig de meerderheid van het publiek dat jij een grote zak met geld moet krijgen!

Er is goed nieuws: er is een grote zak met geld beschikbaar! Er is echter wel een maar: de zak met geld wordt gegeven aan slechts een groep. De rest gaat dus met niets naar huis!

Slide 15 - Diapositive

les 2: argumenteren en reageren
Wat zijn argumenten?
Wat is het AUB-model?
Hoe reageer je met een tegenargument?

Slide 16 - Diapositive

Wat is een argument?

Slide 17 - Carte mentale

Wat zijn argumenten?
Argumenten zijn de redenen en uitleg die een standpunt aannemelijk kunnen maken. 

Alle argumenten moeten zorgvuldig worden uitgelegd voor de jury en het publiek

Slide 18 - Diapositive

Argumenteren: het AUB-model

Slide 19 - Diapositive

De stelling is: 
Kinderen moeten vaker pauze krijgen op school. 
Dan werkt het AUB-model als volgt: 
Ons eerste argument is dat meer pauze voor kinderen gezonder is (argument). Het probleem is namelijk dat kinderen nu veel te weinig bewegen en als ze meer pauze hebben, kunnen ze vaker buiten zijn (uitleg). Wanneer je bijvoorbeeld elke pauze lekker gaat voetballen, dan sport je gelijk elke dag een beetje (voorbeeld). 

Slide 20 - Diapositive

Reageren op de ander
  1. Aanwijzen: geef aan op welk argument je gaat reageren. 
  2. Samenvatten: vat in een zin het argument van de tegenstander samen: je hebt goed geluisterd. 
  3. Reageren: leg uit waarom dat argument niet klopt. 
  4. Concluderen: concludeer dat het dus niet klopt.  

Slide 21 - Diapositive

Debatoefening: STOP! Waarom?
Doel: leren argumenteren en een standpunt onderbouwen.
Opdracht: Elke leerling krijgt een stelling. Je hebt de taak om een argument voor die stelling te geven. Als hij iets zegt zonder dat hij het voldoende heeft onderbouwd, mag iemand in de groep STOP roepen en dan 'waarom?' vragen. 
De waaromvraag dwingt je om je standpunt verder te onderbouwen (denk aan AUB). 

Slide 22 - Diapositive

les 3: oefenen met debatteren

Slide 23 - Diapositive

Debatoefening: kettingdebat
Doel: bedenken van argumenten en snel reageren op elkaar.

Opdracht: de groep wordt verdeeld in tweeën. Jullie krijgen een stelling. De ene groep is voor en de andere groep is tegen. Om en om komen voor -en tegenstanders aan de beurt. De eerste voorstander begint met een argument. Dan reageert een tegenstander, etc.  

Slide 24 - Diapositive

Debatoefening: ballondebat
Doel: basis van het debat begrijpen. 
Opdracht: Er zijn vijf vrijwilligers nodig. Zij bedenken welke BN'er zij zijn. Deze vijf BN’ers maken gezamenlijk een ballonvlucht. Het is een heerlijke dag en iedereen geniet van het uitzicht. Maar dan gaat het helemaal mis! De ballon dreigt tegen de plaatselijke kerk aan te vliegen! Om snel op te stijgen moeten twee BN’ers overboord worden gegooid.


Slide 25 - Diapositive

Rondes
Ronde 1: elke inzittende geeft een speech van 1 minuut waarom hij in de ballon mag blijven. Twee gaan eruit!
Publiek bepaalt. 

Ronde 2: De inzittenden geven een speech waarom de andere twee niet in de ballon mogen blijven. De winnaar blijft over. 
timer
5:00

Slide 26 - Diapositive