nn5 4 tl hfd 4 taalverzorging meervouden (2)

Meervoudsvormen 4GT
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

Meervoudsvormen 4GT

Slide 1 - Diapositive

Spelling meervoudsvormen  NN5

1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. (groenten - groentes)

2 De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z. (duiven - sluizen)

3 Woorden op -ee krijgen er +ën bij. (ideeën)

4 Woord op -ie krijgen er +ën bij of de laatste -e komt er een trema op. (melodieën - bacteriën)

5 Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij. (oma's, accu's)

6 Woorden eindigend op -ik, -et of -es (zonder klemtoon) krijgen GEEN medeklinkerverdubbeling. (slimmeriken - lemmeten- dreumesen)

7 Woorden eindigend op -man, worden -mannen, -lui en -lieden. ( zeelui - zeelieden)

8 Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang. (musea - data - neerlandici)

9 Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud. (hersenen- rijst)

Slide 2 - Diapositive

Noem een zelfstandig naamwoord dat geen meervoud kent.

Slide 3 - Carte mentale

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 4 - Quiz

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 5 - Quiz

Wat is het meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 6 - Quiz

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logé's

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van paragraaf?
A
paragraven
B
paragrafen

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van musicus?
A
musicussen
B
musici

Slide 9 - Quiz

meervoud met -s
meervoud met 's 
computerruimte
dikkerd
dollarteken
dvd
etui
fotostudio
gnoe
grasmaaier
heren-wc
kaastosti
lesmethode
oppasoma
poppetje
selectie
suggestie
tiara
ufo
USB-stick

Slide 10 - Question de remorquage

Herhaling: 
-Woorden die eindigen op a, o, u, i, y krijgen in het mv- 's
  voorbeeld: piano's, kassa's, menu's, pony's,  bikini's
-Woorden die eindigen op een e= s eraan vast
  voorbeeld: aapjes, cafés, logés, abonnees
Let op: 
-Woorden met meerdere klinkers, die je als 1 klank uitspreekt= s eraan vast vb. cowboys, bureaus
-Woorden eindigend op meerdere klinkers die je los uitspreekt= 's  vb. alinea's, duo's
-Afkortingen: 's vb.  cd's, wc's, mp3's, BMW's

Slide 11 - Diapositive

Het meervoud van bureau
A
bureau's
B
bureaus

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van cavia
A
cavia's
B
caviaas
C
cavias

Slide 13 - Quiz

-Woorden op -ën:
-Een woord dat eindigt op -ee krijgten in het mv +-ën
vb. orchideeën, trofeeën, ideeën, feeën

-Een woord dat eindigt op -ie (met de klemtoon op de laatste lettergreep-je zegt -ie met nadruk) krijgt +-ën
vb. melodieën, symfonieën, therapieën

-Een woord dat eindigt op -ie (met de klemtoon ergens anders in het woord) = + " n. 
vb. bacteriën, poriën, 

Slide 14 - Diapositive

Bijzondere meervouden: 
-Woorden met 2 meervouden: seconden/secondes, heiden/heides, datums/data, museums/musea
-Woorden op -man-   -zeeman-zeelieden/zeelui
                                   -timmerman- timmerlui/timmerlieden
-Anders:  kind-kinderen, blad-bladeren, rund-runderen
-Latijnse woorden- historicus- historici
                                  - medicus- medici
-Woorden zonder klemtoon op de laatste lettergreep: 
vb. kieviten, monniken, lemmeten, haviken, perziken

Slide 15 - Diapositive

Welk woord heeft twee meervoudsvormen?
A
koe
B
gemeente
C
pygmee
D
fotograaf

Slide 16 - Quiz

meervoud van luiwammes
A
luiwammessen
B
luiwammesen
C
luiwammici
D
heeft geen meervoud

Slide 17 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?



asperge
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud

Slide 18 - Quiz

Welke meervoudsregel hoort erbij?


alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
Geen meervoud

Slide 19 - Quiz

meervoud van kalf
A
kalfen
B
kalven
C
kalveren
D
heeft geen meervoud

Slide 20 - Quiz

Meervoud van historicus
A
historici
B
historicussen
C
historica
D
geen meervoud

Slide 21 - Quiz


In welk rijtje krijgen alle woorden een apostrof om het meervoud te vormen?
Tip
Ga na of de klank verandert wanneer je de -s zonder apostrof aan het woord plakt.
A
loempia / pony / sudoku
B
hobby / paraplu / groente
C
spray / jury / opa
D
etalage / bureau / garage

Slide 22 - Quiz

Woorden zonder enkelvoud

Er zijn  woorden die alleen meervoud kennen en juist

geen enkelvoud.

        hersenen/hersens

       inkomsten


Slide 23 - Diapositive

Woorden zonder MEERVOUD

Er zijn  woorden die geen meervoud kennen.

politie 

rijst

tarwe

zand

warmte 

liefde 

geduld


Slide 24 - Diapositive

Waarom doen we dit ook alweer? 




  • De samenleving vindt het belangrijk
  • Solliciteren / vervolgopleiding
  • Examens --> artikel, zakelijke brief en mail! 




Slide 25 - Diapositive

Wat weet je al?

Wat is het meervoud van taco?
A
tacos
B
tacoos
C
taco's
D
tacoo's

Slide 26 - Quiz

Wat weet je al?

Wat is het meervoud van groente?
A
groenten
B
groentes
C
groentenen
D
groente heeft geen mv

Slide 27 - Quiz

Wat weet je al?

Wat is het meervoud van fantasie?
A
fantasies
B
fantasien
C
fantasieën
D
fantasiën

Slide 28 - Quiz

Wat weet je al?

Wat is het meervoud van olie?
A
olien
B
olies
C
olieën
D
oliën

Slide 29 - Quiz

Wat weet je al?

Wat is het meervoud van kalf?
A
kalfs
B
kalven
C
kalfen
D
kalveren

Slide 30 - Quiz

Wat weet je al?

Wat is het meervoud van datum?
A
data's
B
datums
C
data
D
datummen

Slide 31 - Quiz

Het meervoud van buggy is:
A
buggys
B
buggy's

Slide 32 - Quiz

Het meervoud van website is:
A
websites
B
website's

Slide 33 - Quiz

Het meervoud van essay is:
A
essays
B
essay's

Slide 34 - Quiz

Het meervoud van reclamebureau is:
A
reclamebureaus
B
reclamebureau's

Slide 35 - Quiz

Het meervoud van design is:
A
designs
B
design's

Slide 36 - Quiz

Het meervoud van accu is:
A
accu's
B
accus
C
accuus

Slide 37 - Quiz

Het meervoud van technicus is:
A
technicussen
B
technici

Slide 38 - Quiz

Een woord dat niet bestaat is:
A
medicus
B
datums
C
musea's
D
criteria

Slide 39 - Quiz

Vragen?
Blijf er niet mee zitten. Na het SE is het te laat. 

Slide 40 - Diapositive

Huiswerk: 
En dit plaats je in de volgende sheet (foto maken ;-)  ) :
Bl. 143: 3 t/m 6. 

Slide 41 - Diapositive

Hier foto plaatsen van je huiswerk

Slide 42 - Question ouverte