3. Spelling 3.9

- Uitleg meervoudsvormen
- Huiswerk
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

- Uitleg meervoudsvormen
- Huiswerk

Slide 1 - Diapositive

Spelling H3
Meervoudsvormen

Slide 2 - Diapositive

Spelling H3: meervoudsvormen

1 Sommige woorden op -e hebben twee meervoudsvormen. (groenten - groentes)

2 De -f verandert in een -v en de -s verandert in een -z. (duiven - sluizen)

3 Woorden op -ee krijgen er +ën bij. (ideeën)

4 Woord op -ie krijgen er +ën bij of de laatste -e komt er een trema op. (melodieën - bacteriën)

5 Woorden die eindigen op een open klinker krijgen een 's erbij. (oma's, accu's)

6 Woorden eindigend op -ik, -et of -es (zonder klemtoon) krijgen GEEN medeklinkerverdubbeling. (slimmeriken - lemmeten- dreumesen)

7 Woorden eindigend op -man, worden -mannen, -lui en -lieden. ( zeelui - zeelieden)

8 Latijnse woorden krijgen een Latijnse uitgang. (musea - data - neerlandici)

9 Sommige woorden hebben geen meervoud of zijn er alleen in meervoud. (hersenen- rijst)

Slide 3 - Diapositive

Noem een meervoudsvorm
dat eindigt op een klinker, maar geen
's krijgt.

Slide 4 - Carte mentale

Noem een meervoudsvorm
met een Latijnse uitgang.

Slide 5 - Carte mentale

Noem een zelfstandig naamwoord dat geen meervoud kent.

Slide 6 - Carte mentale

Wat is het meervoud van alinea?
A
alineas
B
alinea's

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van cowboy?
A
cowboys
B
cowboy's

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van perzik?
A
perziken
B
perzikken

Slide 9 - Quiz

Wat is het meervoud van cadeau?
A
cadeaus
B
cadeau's

Slide 10 - Quiz

Wat is het meervoud van logé?
A
logés
B
logé's

Slide 11 - Quiz

Wat is het meervoud van paragraaf?
A
paragraven
B
paragrafen

Slide 12 - Quiz

Wat is het meervoud van musicus?
A
musicussen
B
musici

Slide 13 - Quiz

Huiswerk


- Spelling H3: 1(alleen2), 2 en 3



Slide 14 - Diapositive