Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
WELKOM
3 Kader
Welkom
Slide 1 - Diapositive
leerdoelen vorige les
Je kunt omschrijven wat een genotype, wat een fenotype en wat een gen is.
Je kunt beschrijven hoe organismen informatie over erfelijke eigenschappen overdragen aan hun nakomelingen via chromosomen.
Slide 2 - Diapositive
Wat gaan we doen?
Uitleggen basisstof 2 en 3
werkstuk uitleg
Opdrachten maken
Slide 3 - Diapositive
Leerdoelen vandaag
Je kunt omschrijven wat homozygoot, heterozygoot, dominant, recessief en intermediair fenotype betekenen.
Je kunt een kruisingsschema opstellen.
Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van ouders en/of nakomelingen afleiden.
Slide 4 - Diapositive
DNA ligt in chromosomen
In elke celkern in je lichaam liggen chromosomen.
Chromosomen zijn lange en dunnen draden.
Chromosomen bestaan uit de stof DNA. Deze stof bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. Dit is je genotype.
Slide 5 - Diapositive
Chromosomen
46 chromosomen in totaal
23 chromosomen paren (van elke heb je er twee)
Man XY
Vrouw XX
Slide 6 - Diapositive
Chromosomen en DNA
Een vrouw is een organisme -) organismen bestaat uit heel veel cellen met in iedere cel een celkern -) celkern liggen chromosomen -) chromosomen zijn lange dunne ‘draden’ die voor een groot deel bestaan uit DNA -) om de DNA ligt eiwit gedraaid.
Slide 7 - Diapositive
Fenotype en genotype
Erfelijk: dingen die je hebt geërfd van je ouders.
Fenotype: Het uiterlijk van een organisme
Genotype: Het DNA (erfelijke informatie) van een organisme
Genotype (DNA) + milieu = fenotype
Slide 8 - Diapositive
Fenotype en genotype
Slide 9 - Diapositive
Gen
Een stukje DNA dat de code voor een erfelijke eigenschap draagt noemen we een GEN.
Allel = invulling van gen.
Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)
Slide 10 - Diapositive
DNA en genotype
De informatie voor je erfelijke eigenschappen noemen we het genotype.
Genotype is de informatie voor de erfelijke eigenschappen van dat organisme
Fenotype van het organisme is het uiterlijk van dat organisme.
Slide 11 - Diapositive
Genenparen
Van elk chromosoom heb je er twee.
Op 1 chromosoom zitten meerdere genen.
Genen komen zoals chromosomen dus ook
voor in paren.
Heterozygote VS Homozygote
Hetero = ander
Homo = het zelfde
Slide 12 - Diapositive
Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen
Dominant: gen dat overheerst over een ander gen.
Recessief: gen dat onderdrukt wordt.
Slide 13 - Diapositive
2 x zelfde gen voor haarkleur = HOMOZYGOOT
gen: rood haar
gen:
rood haar
Slide 14 - Diapositive
Eigenschappen doorgeven
Homozygoot: 2 dezelfde genen
Heterozygoot: 2 verschillende genen
Dominant: gen dat overheerst over een ander gen.
Recessief: gen dat onderdrukt wordt.
Slide 15 - Diapositive
Dominante en recessieve genen
Dominant gen: een gen dat een ander gen overheerst
Recessief gen: een gen dat onderdrukt wordt door andere genen
Donkere kleur haar
Slide 16 - Diapositive
2 verschillende genen voor haarkleur: heterozgoot
gen: donker haar
gen:
rood haar
Slide 17 - Diapositive
Homozygoot & heterozygoot
De ouders zijn heterozygoot, ze hebben twee verschillende genen voor haarkleur. Bruin haar is het dominante gen.
De jongen is homozygoot, hij heeft twee dezelfde genen voor haarkleur. 1 van pa, 1 van ma. Rood haar is het recessieve gen.Alleen bij 2 van deze genen zichtbaar
Slide 18 - Diapositive
intermediair fenotype:
Slide 19 - Diapositive
Gen
Gen: is een deel van een chromosoom dat de infromatie bevat voor één erfelijke eigenschap.
Elke chromosoom bevat meerdere genen.
Voorbeeld van erfelijke eigenschappen:
haarkleur (blond, zwart, rood)
haarstijl (krullend of steil)
oogkleur (blauw, bruin, groen)
Slide 20 - Diapositive
Genen kunnen aan of uit staan
Genen kunnen aan of uit staan.
Staat een cel aan dan maakt deze cel een eiwit.
Bij een cel in de iris staat het gen voor oogkleur aan. In de cel van je oogwit staan deze cellen uit.
Slide 21 - Diapositive
Voorbeeld
Als een gen erg actief is, wordt er veel van het eiwit aangemaakt. Iemand doet veel aan krachttraining zijn de genen die spiereiwitten maken erg actief. Deze persoon heeft als fenotype dikkere spieren.
Bij iemand die weinig aan lichaamsbeweging doet, zijn de genen die spiereiwitten maken weinig actief. Deze persoon heeft als fenotype dunnere spieren.
Slide 22 - Diapositive
Kruisingen
Slide 23 - Diapositive
Kruisingen
Slide 24 - Diapositive
Kruisingschema
Een kruisingsschema is een tabel met alle mogelijke combinaties van allelen bij een kruising. Met een kruisingsschema kun je voorspellen wat de kans is dat een nakomeling een bepaald fenotype krijgt.
Slide 25 - Diapositive
3.3 Kruisingen
Slide 26 - Diapositive
Geslachtscel en Lichaamscel
Verschil tussen een lichaamscel en een geslachtscel
Chromosomen en genen komen enkelvoudig voor
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Vidéo
Chromosomen
In ieder kern van alle je cellen liggen er 46 in 23 paren.
Een gen is een onderdeel van een chrosoom die de informatie bevat van één erfelijke eigenschap.