BJ P3 week 1 Formuleren en Stijl

Welkom
Lesweek 1
Boek B, H1 Formuleren en stijl
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom
Lesweek 1
Boek B, H1 Formuleren en stijl

Slide 1 - Diapositive

Digitaal/op afstand

Slide 2 - Diapositive

Spelregels 
Spelregels 
Telefoons zitten in je tas en staan op stil
Er mag NIET gegeten worden in het lokaal
We hebben respect voor en geduld met elkaar
Zorg dat je op tijd bent voor de les. Is de deur van het lokaal dicht...... dan mag je er niet meer in
Zorg dat je altijd je boeken/laptop bij je hebt
Er mag alleen water gedronken worden in de les
Zorg dat je altijd pen, papier en je rekenmachine bij je hebt

Slide 3 - Diapositive

Camera AAN
- camera aan HELE les
- geluid uit
 Geen camera aan = ABSENT

Slide 4 - Diapositive

  Hoofdstuk 1 (boek B)
1.1 Verwijzen
1.2 Signaalwoorden
1.3 Opbouw van je tekst

Slide 5 - Diapositive

Lesdoelen
- Je verwijst juist

Slide 6 - Diapositive

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 7 - Diapositive

Deze, Die, Dit, Dat
Dit zijn verwijswoorden.

- DezE en diE gebruik je bij dE-woorden
- DiT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 8 - Diapositive

Verwijswoorden - voorbeeld


De-woorden: verwijs met deze of die



Het-woorden: verwijs met dit of dat

Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
(de deur)
Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.
(het paard)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

De man, ... veel wordt gesproken, is al dagen niet meer gezien.
A
Over wie
B
Waarover

Slide 11 - Quiz

De dame ... hij samenwerkt bij McDonalds, is verliefd op hem.
A
Waarmee
B
Met wie

Slide 12 - Quiz

Weet jij waar het tijdschrift is ... ik gisteren heb gekocht?
A
Die
B
Dat

Slide 13 - Quiz

Zij - Hen - Hun

Slide 14 - Diapositive

Als je het hebt over iets wat van meerdere eigenaars is, dan zeg je hun.
(Het is dan een bezittelijk voornaamwoord.)

Slide 15 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord hen gebruik je als het na een voorzetsel staat.

Slide 16 - Diapositive

Extra uitleg

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

Deze week
- Maken instaptoets Formuleren en Stijl H1
- Paragraaf 1
- Geef de score aan mij door in Teams opdrachten


Maak een print screen van je score

Slide 19 - Diapositive

Vragen?

Slide 20 - Diapositive

Deze week
- Maken instaptoets Formuleren en Stijl H1
- Paragraaf 1
- Geef de score aan mij door in Teams opdrachten


Maak een print screen van je score

Slide 21 - Diapositive