Formuleren en Stijl 1.1. verwijswoorden

  Formuleren en stijl (boek B)
1.1 Verwijzen
1.2 Signaalwoorden
1.3 Opbouw van je tekst
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

  Formuleren en stijl (boek B)
1.1 Verwijzen
1.2 Signaalwoorden
1.3 Opbouw van je tekst

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
- Je verwijst juist

Slide 2 - Diapositive

Verwijswoorden

Slide 3 - Carte mentale

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 4 - Diapositive

Deze, Die, Dit, Dat
Dit zijn verwijswoorden.

- DezE en diE gebruik je bij dE-woorden
- DiT en daT gebruik je bij heT-woorden



Slide 5 - Diapositive

Verwijswoorden - voorbeeld


De-woorden: verwijs met deze of die



Het-woorden: verwijs met dit of dat

Deze deur is op slot, maar die daar is wel open.
(de deur)
Dat paard is wild, maar dit hier is rustig.
(het paard)

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

De man, ... veel wordt gesproken, is al dagen niet meer gezien.
A
Over wie
B
Waarover

Slide 8 - Quiz

De dame ... hij samenwerkt bij McDonalds, is verliefd op hem.
A
Waarmee
B
Met wie

Slide 9 - Quiz

Weet jij waar het tijdschrift is ... ik gisteren heb gekocht?
A
Die
B
Dat

Slide 10 - Quiz

Opdracht voor in de les
 verwijswoorden 1.1 
 Op papier maken
Daarna klassikaal bespreken

Slide 11 - Diapositive