H4, formuleren H7, Nederlands

Welkom H4Q!
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom H4Q!

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
1e uur:
- Planning doornemen
- Uitleg + oefenen dubbelop
- Aan de slag met weektaak

3e uur:
- Uitleg onjuist verwijzen + oefenen
- Verder met weektaak 


Slide 2 - Diapositive

Wat klopt er niet?
1. Vermoedelijk heb je misschien op de verkeerde knop gedrukt. 
2. De docent verexcuseerde zich over het feit dat hij de toetsen nog niet had nagekeken.
3. Ik ontken dat ik daar niet ben geweest. 
4. Aan dat gepraat heb ik een hekel aan.
5. Minderjarige kinderen hebben het huisje met graffiti beklad. 

Slide 3 - Diapositive

Wat klopt er niet?
1. Vermoedelijk heb je misschien op de verkeerde knop gedrukt. (tautologie)
2. De docent verexcuseerde zich over het feit dat hij de toetsen nog niet had nagekeken. (contaminatie)
3. Ik ontken dat ik daar niet ben geweest. (dubbele ontkenning)
4. Aan dat gepraat heb ik een hekel aan. (onjuiste herhaling)
5. Minderjarige kinderen hebben het huisje met graffiti beklad. (pleonasme)

Slide 4 - Diapositive

Dubbelop (blz. 229)
1. Onjuiste herhaling
2. Tautologie
3. Pleonasme
4. Contaminatie
5. Dubbele ontkenning

Slide 5 - Diapositive

Onjuiste herhaling
Als een vast voorzetsel ten onrechte twee keer wordt gebruikt, is het een onjuiste herhaling.

Voorbeeld:
Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel aan

Goed:
Aan dat gepraat over voetbal op zondagavond heb ik een hekel. 


Slide 6 - Diapositive

Tautologie
Als hetzelfde twee keer wordt gezegd, met verschillende woorden van dezelfde woordsoort. Vaak gaat het daarbij om twee bijvoeglijke naamwoorden, twee zelfstandige naamwoorden of twee bijwoorden in één zin, waarvan er dus één weg zou kunnen.

Voorbeeld:
Natuurlijk zullen we vanzelfsprekend snel reageren.

Goed:
Natuurlijk zullen we snel reageren. 

Slide 7 - Diapositive

Pleonasme
Bij een pleonasme wordt een eigenschap die al onlosmakelijk aan een begrip verbonden is, ook benoemd door een ander woord. (houten boom, hete zon, uiterste limiet) Bij een pleonasme zijn het juist verschillende woordsoorten. 

Voorbeeld:
De wedstrijd wordt later weer hervat

Goed:
De wedstrijd wordt later hervat. 

Slide 8 - Diapositive

Contaminatie
Als twee woorden of uitdrukkingen met elkaar worden gemengd. 

Voorbeeld:
De buurman wilde wel een handje bijdragen met het opknappen van de voortuin. 

Goed:
De buurman wilde wel een handje helpen met het opknappen van de voortuin.
OF
De buurman wilde wel een steentje bijdragen met het opknappen van de voortuin. 

Slide 9 - Diapositive

  • Als moeder zijnde
  • Door de war halen
  • Het kost duur
  • Mijn tas is kwijt

  • Nachecken
  • Verexcuseren 
  • Zich irriteren aan
  • Zoiets dergelijks
  • als moeder; moeder zijnde
  • door elkaar halen; in de war raken
  • het is duur; het kost veel
  • mijn tas is weg; ik ben mijn tas kwijt
  • nakijken; checken
  • excuseren; zich verontschuldigen
  • zich ergeren aan; irriteren
  • iets dergelijks; zoiets 

Slide 10 - Diapositive

Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat ontkennend is zoals voorkómen, misbruiken, verbieden, weerhouden, nalaten. Wordt regelmatig ten onrechte een tweede ontkenning toegevoegd. Hierdoor is er dus eigenlijk geen ontkenning. 

Voorbeeld:
Met deze grote paraplu voorkom je dat je niet nat geregend wordt. 

Goed:
Met deze grote paraplu voorkom je dat je nat geregend wordt. 


Slide 11 - Diapositive

De kosten voor een volledige renovatie van het gebouw zijn op dit moment veel te duur.
A
Onjuiste herhaling
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Contaminatie

Slide 12 - Quiz

De kosten voor een volledige renovatie van het gebouw zijn op dit moment veel te duur.

= contaminatie.

Juist:
De kosten voor een volledige renovatie van het gebouw zijn op dit moment veel te hoog.

Slide 13 - Diapositive

Al vanaf kleins af aan wilde Ezra chirurg worden.
A
Onjuiste herhaling
B
Tautologie
C
Pleonasme
D
Contaminatie

Slide 14 - Quiz

Al vanaf kleins af aan wilde Ezra chirurg worden.

= onjuiste herhaling.

Wie verbetert de zin?

Slide 15 - Diapositive

Uit het niets daalde de engel Gabriël naar beneden.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie
D
Dubbele ontkenning

Slide 16 - Quiz

Uit het niets daalde de engel Gabriël naar beneden.

= pleonasme.

Wie verbetert de zin?

Slide 17 - Diapositive

Met een vreedzaam protest probeerden de betogers te verhinderen dat er geen nieuwe maatregelen zullen komen.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie
D
Dubbele ontkenning

Slide 18 - Quiz

Met een vreedzaam protest probeerden de betogers te verhinderen dat er geen nieuwe maatregelen zullen komen.

= dubbele ontkenning.

Juist:
Met een vreedzaam protest probeerden de betogers te verhinderen dat er nieuwe maatregelen zullen komen.

Slide 19 - Diapositive

Noteer het zo in je schrift:
Noteer de gevallen, benoem ze en noteer de verbetering. 

Opdracht 1, vraag 1
Afraden + niet = dubbele ontkenning
Een meerderheid van de militairen zou jongeren afraden om in deze tijd van buitenlandse missies te kiezen voor een loopbaan bij de krijgsmacht, omdat daar te veel misgaat. 

Slide 20 - Diapositive

Aan de slag!
Kijk goed in de studiewijzer wat je vandaag moet maken. Je hebt in principe een week om de opdrachten af te hebben, volgende week bespreken we het. 

Slide 21 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
1e uur:
- Planning doornemen
- Uitleg + oefenen dubbelop
- Aan de slag met weektaak

3e uur:
- Uitleg onjuist verwijzen + oefenen
- Verder met weektaak 


Slide 22 - Diapositive

Onjuist verwijzen
Verwijswoorden verwijzen terug naar iets wat eerder is gezegd. Dat waar het verwijswoord naar terugverwijst, noem je het antecedent

Als het verwijswoord terugverwijst naar groep woorden, zoek dan de kern van die woordgroep. 

- De onderzoekscommissie voor fiscale instructie presenteerde in juni haar rapport over belastingontwijking door multinationals. 

Slide 23 - Diapositive

Verwijswoorden

Slide 24 - Diapositive

Onjuist verwijzen, lastige kwesties...
- Onzijdige woorden zijn het-woorden. Je verwijst naar het-woorden met het en zijn. Namen van landen, provincies, steden en clubs en ook verkleinwoorden zijn het-woorden.
Giethoorn is trots op zijn prachtige wateren. 

- Vrouwelijke woorden zijn de-woorden. Vrouwelijke personen en dieren zijn sowieso vrouwelijk. Verder moet je uit je hoofd leren dat alle woorden die eindigen op -heid, -nis, -ing, -schap, -te, -de, -ie, -ij, -iek, -theek, -teit, -uur en -st altijd vrouwelijk zijn. 

De universiteit heeft haar nieuwe personeelsleden een warm welkom geheten. 
- Mannelijke woorden zijn ook de-woorden. Verwijs met hij, hem of zijn. 
De ondernemersraad besloot om zijn secretaris te ontslaan. 


Slide 25 - Diapositive

Onjuist verwijzen, hen of hun?
- Gebruik hen als lijdend voorwerp en na een voorzetsel.
Met hen kan ik altijd wel goed opschieten. Ik heb hen gisteren het hele verhaal verteld. 

- Gebruik hun als meewerkend voorwerp
Ik heb de telefoon van Astrid aan hun gegeven. 

- Gebruik hun NOOIT als onderwerp! Gebruik in dat geval altijd zij of ze.

- Soms is het woord enkelvoudig, maar het lijkt het om meerdere personen te gaan. Bijvoorbeeld bij woorden zoals de bevolking of de groep. Bij zulke woorden verwijs je enkelvoudig. 
De groep van Jan heeft zijn stem laten horen. 

Slide 26 - Diapositive

Onjuist verwijzen, dat of wat?
Gebruik wat in deze gevallen:
- De overtreffende trap (het leukste, grootste, mooiste)
Het grappigste wat ik vandaag gehoord heb, is een grap van Jan.
- Een onbepaald voornaamwoord (alles, niets, iets, het enige)
Alles wat Kim belooft, komt ze na. 
- Een hele zin of een deel van een zin
Gisteren heeft mijn beste vriend de marathon van Rotterdam gelopen, wat ik enorm knap van hem vind!
Je kan dit ook met dat schrijven:
Gisteren heeft mijn beste vriend de marathon van Rotter gelopen en dat vind ik enorm knap van hem. 


Slide 27 - Diapositive

Onjuist verwijzen, dat of wat?
Gebruik wat in deze gevallen:
- De overtreffende trap (het leukste, grootste, mooiste)
Het grappigste wat ik vandaag gehoord heb, is een grap van Jan.
- Een onbepaald voornaamwoord (alles, niets, iets, het enige)
Alles wat Kim belooft, komt ze na. 
- Een hele zin of een deel van een zin
Gisteren heeft mijn beste vriend de marathon van Rotterdam gelopen, wat ik enorm knap van hem vind!
Je kan dit ook met dat schrijven:
Gisteren heeft mijn beste vriend de marathon van Rotter gelopen en dat vind ik enorm knap van hem. 


Slide 28 - Diapositive

Onjuist verwijzen, wie of waar?
- Gebruik bij personen voorzetsel + wie
De leerling op wie ik enorm trots ben, heeft gisteren een 10 gehaald!

- Gebruik bij zaken waar +voorzetsel
Het gesprek waaraan jullie refereren, heeft nog niet plaatsgevonden. 



Slide 29 - Diapositive

§ 2: Onjuist of onduidelijk verwijzen

Onjuist:
- Hij / zij / het, hem / haar, zijn / haar (woordgeslacht bepaalt)
- Die / dat en deze / dit (de = die, deze - het = dat, dit)
- Hen / hun (hen = LV + na VZ, hun = MV zonder VZ)
- Dat / wat (wat = overtreffende trap + onbep. vnw. + zin of deel van zin, dat = het-woord + zin of deel van zin)
- Wie / waar (personen = VZ wie, dingen = waarVZ)


Slide 30 - Diapositive

Na de omwenteling kon de Libische bevolking eindelijk middels verkiezingen ... stem laten horen.
A
Zijn
B
Haar
C
Het
D
Zij

Slide 31 - Quiz

Zo'n groot bedrijf zal voor ... werknemers toch wel een goede afvloeiingsregeling hebben; of heeft ... nooit over dat soort voorzieningen nagedacht?
A
haar, zij
B
hen, hij
C
zijn, het
D
zijn, zij

Slide 32 - Quiz

Onze bibliotheek gaat al ... leden voorzien van een chipkaart, waarmee ze maandelijks tien uur gratis kunnen internetten.
A
Haar
B
Zijn
C
Hem
D
Het

Slide 33 - Quiz

Heeft de arts ... niet verteld dat ... in de tropen veel risico lopen op besmettelijke ziekten?
A
hen , ze
B
hun, hun
C
hen, hun
D
hun, ze

Slide 34 - Quiz

Elise heeft de jongen ... ze prachtige cd's cadeau kreeg, hartelijk bedankt.
A
Waaraan
B
Aan wie
C
Van wie
D
Wie

Slide 35 - Quiz

Als ze de kans kreeg, las Meline stiekem alle sms'jes ... haar vriend antwoord had gegeven.
A
Waarop
B
Waaraan
C
Aan wie
D
Waar

Slide 36 - Quiz

Deze tas is volgens mij het duurste ... ik ooit gekocht heb.
A
Wat
B
Dat

Slide 37 - Quiz

Aan de slag!
Kijk goed in de studiewijzer wat je vandaag moet maken. Je hebt in principe een week om de opdrachten af te hebben, volgende week kijken we het na.

Slide 38 - Diapositive