11: la hora

• Spaans
• MBO
• Studiejaar 1

Español A1/A2 

¿Qué vamos a hacer hoy?

- La prueba

- La pronunciación

- La hora

La semana que viene: la última prueba de español

- Cijfers tot en met 1000

- Het werkwoord 'gustar'

- Klokkijken

La pronunciación

1. Yo hablo español con mis amigos.
2. Tú comes una manzana en el parque.
3. Ella vive en una casa pequeña.
4. Nosotros estudiamos para el examen mañana.
5. Vosotros escribís cartas a vuestra familia.
6. Ellos corren todas las mañanas en la playa.
7. Yo leo un libro interesante por la noche.
8. ¿Tú escuchas música mientras trabajas?

Klokkijken

¡importante!

In het boekje vanaf pagina 79

Hoe laat ... ?

In het Spaans:

¿A qué hora... ?

¿A qué hora ... es la clase de español?

Om ... uur:

A las ...

A las nueve de la mañana

Hoe laat is het?

In het Spaans:

¿Qué hora es?

Het is ... uur:

Son las ...

Aan de linkerkant van de klok:

MENOS (min)

son las diez MENOS veinte =

"het is tien MIN twintig"

> het is twintig voor tien

Je kijkt naar welk uur de kleine wijzer toegaat

Aan de rechterkant van de klok:

Y (en)

son las diez Y veinte =

"het is tien en twintig"

> het is twintig over tien

Grote wijzer staat aan de rechterkant -> Y

Het is tien uur én tien minuten

Son las diez y diez

Grote wijzer staat aan de linkerkant > menos

Het is twaalf uur min twintig

Son las doce menos veinte

¿Qué hora es...?

Son las dos/tres/cuatro/cinco/seis/etc.

Maar...

Es la una

Waarom?

¿Qué hora es...?

Son las dos/tres/cuatro/cinco/seis/etc.

Maar...

Es la una

Waarom?

Bij 'una' gebruik je altijd 'es la'

Es la una y diez               = ?

Es la una menos veinte                   = ?                     

Es la una y veinticinco                 = ?                    

Es la una menos dos                  = ?                 

Bij de rest gebruik je 'son las'

Son las dos y veinte                   = ?

Son las cinco y cinco                    = ?     

Son las once menos diez                      = ?               

Y algo más...

Kwart over = y cuarto (niet cuatro!)

Son las tres y cuarto

Kwart voor = menos cuarto

Son las doce menos cuarto

Half = y media (altijd 'y', niet 'menos')

Es la una y media

Precies ... uur = en punto

Son las dos en punto

6 uur 's middags of 's ochtends?

's morgens = de la mañana

Son las seis de la mañana

's middags = de la tarde (12 uur precies = medio día)

Son las seis de la tarde

's avonds = de la noche

Son las doce de la noche

Son las cuatro y media

1. Het is half vier
2. Het is half vijf
3. Het is vier uur
4. Het is vijf uur

Son las doce menos veinte

1. Het is twintig over twee
2. Het is twintig over twaalf
3. Het is twintig voor twee
4. Het is twintig voor twaalf

Es la una y cuarto

1. Het is een uur
2. Het is kwart voor een
3. Het is kwart over een
4. Het is half een

Son las ocho de la mañana

1. Het is acht uur 's morgens
2. Het is acht uur 's avonds
3. Het is acht uur precies
4. Het is iets voor acht

Son las cuatro menos cuatro

1. Het is vier voor vier
2. Het is vier over vier
3. Het is kwart voor vier
4. Het is kwart over vier

Vijf minuten:

1. Schrijf drie tijdstippen op in het Spaans.

Vijf minuten:

1. Schrijf drie tijdstippen op in het Spaans.

2. In tweetallen: vertel je buurman/buurvrouw wat je hebt opgeschreven. Hij/zij zegt het daarna in het Nederlands.

Ahora:

Ga aan de slag

- Duolingo oefenen

- Oefenen voor de toets (LessonUp of boekje)