Les 13 herhaling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Benoem van de volgende werkwoorden of het een sterk of zwak werkwoord is.

Geven

1. Zwak werkwoord
2. Sterk werkwoord

Benoem van de volgende werkwoorden of het een sterk of zwak werkwoord is.

Lopen

1. Zwak werkwoord
2. Sterk werkwoord

Benoem van de volgende werkwoorden of het een sterk of zwak werkwoord is.

Leven

1. Zwak werkwoord
2. Sterk werkwoord

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van antwoorden is:

1. antwoorde
2. antwoordde
3. antwoorden
4. antwoordden

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van wachten is:

1. wachte
2. wachtte
3. wachten
4. wachtten

Oefenen - Persoonsvorm verleden tijd

Ik ... gisteren voor deze opdracht. (kiezen)

1. kieste
2. kozen
3. koos
4. kiesde

De persoonsvorm verleden tijd (meervoud) van verhuizen is:

1. verhuisten
2. verhuizten
3. verhuisden
4. verhuizden

De persoonsvorm verleden tijd (enkelvoud) van leven is:

1. leefte
2. leefde
3. leeften
4. leefden

Kun je de persoonsvorm verleden tijd
correct schrijven?

1. Ja!
2. Ja, meestal wel
3. Soms, ik vind het nog wel moeilijk
4. Nee, ik heb echt extra hulp nodig

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Hij heeft nog niet veel in zijn huis veranderd sinds hij hier is komen wonen.t

1. Persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Hij werd door de politie gepakt omdat hij te snel reed.

1. Persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Persoonsvorm of voltooid deelwoord?

Zij beheert het geld van haar voetbalclub.

1. Persoonsvorm
2. voltooid deelwoord

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Mijn moeder heeft haar vriendin …………………….………………………… (verrassen) met een doosje bonbons

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

De bank heeft het geld nog niet …………………………… (betalen) maar
…………………….……… (herstellen) de fout vandaag

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Herman …………………….………………………… (ontdooien) zijn diepvriesmaaltijd.