4V Blok 4 spelling en interpunctie startopdracht 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Blok 4 spelling en interpunctie

Wat weten je al?

1. Bij het werkwoord 'zullen' hoor je de volgende vervoegingen: 'zal je' en 'zul je'.
Zijn beide vormen goed?

1. Ja
2. Nee

2. Schrijf het voltooid deelwoord op van het werkwoord 'deleten'.

3a. Bij een zwak werkwoord kun je niet horen hoe je verleden tijd schrijft. Noteer hoe je de verleden tijd van zo'n werkwoord vormt.

3b. Hoe wordt de verleden tijd van sterke werkwoorden gevormd?

4. Wat is de meervoudsvorm van paraplu?

1. paraplus
2. paraplu's

5. Wat is er bijzonder aan de vorm van het zelfstandig naamwoord 'hersenen'?

6. Wat is het verkleinwoord van accu?

1. accutje
2. accu'tje
3. accuutje
4. accuu'tje

7. Welk spellingteken gebruik je als je van een afkorting een verkleinwoord wilt maken?

1. liggend streepje
2. apostrof

8. Je schrijft 'een ijzeren gestel'. Waarom schrijf je het bijvoeglijk naamwoord met een '-n'?

9. Je schrijft: 'Jasmina had vroeger afgekloven nagels.'
Leg uit waarom het bijvoeglijk naamwoord in de zin met -en wordt geschreven.

10. Waarom schrijf je 'Máxima Medisch Centrum' met hoofdletters?

1. Omdat het mooier staat
2. Het is de naam van een ziekenhuis/instelling
3. Omdat het vernoemd is naar prinses Maxima

11. Waarom schrijf je 'een glas spa rood' i.p.v. 'een glas Spa rood'?

1. Het is de naam van een drankje en niet van een stad.
2. Omdat het minder belangrijk is.

12. Plaats je een weglatingsteken bij 'kleine en grote winsten'?

1. Ja
2. Nee

13. Wat is de juiste schrijfwijze?

1. milieuakkoord
2. milieu-akkoord

14. Verklaar de komma in de volgende zin:
'Merel, heb jij de gegevens al opgezocht?'

15. Welk leesteken gebruik je vóór een opsomming?

1. komma
2. dubbele punt
3. punt
4. uitroepteken