donderdag 29/2 - vervoer

Waar sta je nu?
A
bij de bushalte
B
op het station
C
bij de tramhalte
D
in de tram
1 / 32
suivant
Slide 1: Quiz

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Waar sta je nu?
A
bij de bushalte
B
op het station
C
bij de tramhalte
D
in de tram

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de bestuurder van de trein = de machinist

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

donderdag 29/2 - vervoer
in deze les leren we over openbaar vervoer

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spits
Dit is de drukste periode op de dag in het verkeer en openbaar vervoer. 
We kennen de ochtendspits en de avondspits

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dienstregeling
De planning van het openbaar vervoer.

Hoe laat vertrekt de bus? En bij welke halte vertrekt de bus? Waar stopt de bus? 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de conducteur
(controleur)

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

de bestuurder

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik loop naar de tram.

Ik sta naast de tram.
Ik ben bij de tram.

Ik stap in de tram.
Ik ben in de tram. Ik zit in de tram.

Ik ga met de tram mee.

Ik stap uit de tram.



Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

woorden bij de les:

de bus                           de bushalte

de tram                         de tramhalte

de ov-chipkaart           zwart rijden - de boete

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke vervoersmiddelen ken jij?

Slide 12 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het "openbaar vervoer"?
A
Vervoer dat gratis is.
B
Vervoer dat iedereen mag gebruiken.
C
Vervoer dat van jezelf is.
D
Alleen de bus en de tram.

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is dit?
A
de trem
B
de tram
C
de bus
D
de trein

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
de tramhalte
B
de bushalte
C
het station
D
de taxi-opstapplaats

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
bij de bushalte
B
op het station
C
op het metro-station
D
bij de tramhalte

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
in de tram
B
in de trein
C
in de bus
D
in de metro

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
bij de taxi-opstapplaats
B
op het station
C
op het metro-station
D
bij de tramhalte

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik vind reizen met de bus/trein/taxi .........
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ben ik?
A
de tramhalte
B
het perron
C
de bushalte
D
de bus

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

vertel aan je buurman/vrouw hoe jij naar school gaat.
- ik loop naar school
- ik fiets naar school
- mijn moeder brengt me naar school met de.....

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe betaal je de reis?
A
Met een kaartje of je OV-chipkaart.
B
Met een kaartje.
C
Met een OV-chipkaart.
D
Met euromunten.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een goede zin met:
de bushalte

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een goede zin met:
de taxi

Slide 24 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Maak een goede zin met:
het treinstation

Slide 25 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Nog wat nieuwe woorden

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Moeilijke woorden bij OV
- de boete
- het vervoersbewijs
- het ongeluk
- het verkeer
- de machinist
- het openbaar vervoer
- de vertraging

- de file
- het rijbewijs
- het abonnement
- de conducteur
- de chauffeur
- de spits
- het vervoersmiddel
- de dienstregeling

Slide 27 - Diapositive

Per thema is er een woordenlijst. Die woordenlijsten staan op Teams bij het team Studenten Entree --> pagina Anderstaligen --> Bestanden --> Studiemeter --> VIA Vooraf Moeilijke woorden.
Bij die woordenlijst zit per woord een definitie.
Hoe kom jij naar school?
Kies uit: de fiets, de auto, te voet, de bus, ander.

Slide 28 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Lien

Cet élément n'a pas d'instructions

GEVAARLIJK

Slide 30 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

GEVAARLIJK

Slide 31 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Vertel eens over ...
2
1

Slide 32 - Diapositive

Praat maar mee! Versie 'Geef les'. - Lessuggesties:
Een starter, tussendoortje of afsluiter om deelnemers mee uit te dagen tot vrije productie.

Bij deze oefening kunnen diverse verwachtingen worden uitgesproken over het resultaat, bijvoorbeeld:
- Je vertelt met korte zinnen, in eenvoudige woorden, over het bij jouw naam gedraaide onderwerp.
- Je luistert en vat samen wat de ander heeft verteld.
- Je kunt W- & H-vragen van uit de groep beantwoorden.
- Je kunt aan de spreker informatie vragen met W- & H-vragen.
Etc...