Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 80 min
Éléments de cette leçon
3.6 Hersenen
Slide 1 - Diapositive
Deze les:
- Feedback uitwisselen PO Bewegen
- Uitleg 3.6 Hersenen
- Opdrachten 3.6 (+ afronden H3)
(- Quiz H3)
Slide 2 - Diapositive
Feedback uitwisselen!
Per tweetal geef je feedback op het verslag van een ander groepje met behulp van de beoordelingsrubric.
Dit lever je in bij je klasgenoten.
Slide 3 - Diapositive
Deze week:
Feedback verwerken
Jullie mogen de gekregen feedback deze week nog verwerken.
Vrijdag leveren jullie het verslag (nu echt!) definitief in!
Slide 4 - Diapositive
Leerdoelen 3.6
Aan het einde van de les kan je:
Uitleggen hoe de hersenen in elkaar zitten
Slide 5 - Diapositive
Waar denk je aan bij 'hersenen'
Slide 6 - Carte mentale
Slide 7 - Vidéo
Hersenen
Je hersenen bestaan uit drie onderdelen:
Grote hersenen
Kleine hersenen
Hersenstam
Slide 8 - Diapositive
Grote hersenen
Hersenschors = geplooide buitenkant van je grote hersenen.
Je grote hersenen leggen veel informatie vast. Dit noemen we het geheugen.
Slide 9 - Diapositive
Grote hersenen
In de grote hersenen liggen de hersencentra.
Dit zijn gebieden in je hersenen die verbonden zijn aan een specifieke zintuig of spiergroep
Slide 10 - Diapositive
Kleine hersenen
Zorgen voor de coördinatie van impulsen naar je spieren. Hierdoor zorgen ze ervoor dat sommige spieren ontspannen terwijl op hetzelfde moment andere spieren aanspannen. Ze zorgen dus voor beweging.
Slide 11 - Diapositive
Hersenstam
Je hersenstam zorgt voor processen die onbewust gebeuren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan je hartslag, je ademhaling of je reflexen.
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Slide 14 - Vidéo
Hoe komen de impulsen in de hersenen?
A
Via het ruggenmerg
B
Via zenuwcellen
C
Via uitlopers
D
Via de huid
Slide 15 - Quiz
De hersenen bestaan uit...
A
Grote hersenen, kleine hersenen en ruggenmerg
B
Grote hersenen, hersenstam en ruggenmerg
C
Kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg
D
Groter hersenen, kleine hersenen en hersenstam
Slide 16 - Quiz
Hoe werkt leren?
Leren is het maken van verbindingen tussen zenuwcellen in je hersenen.
Door iets vaker te doen worden deze verbindingen sterker, maar als je iets weinig of niet meer doet worden deze verbindingen steeds zwakker. Door vaak genoeg te oefenen met bijvoorbeeld lopen gaat het uiteindelijk automatisch
Slide 17 - Diapositive
Geheugen
Korte termijn geheugen: dit geheugen werkt maximaal een half uur. Hier sla je bijvoorbeeld een telefoonnummer op wat je meteen gaat gebruiken.
Lange termijn geheugen: hier onthoud je informatie voor een langere tijd. Dit is informatie uit het korte termijn geheugen die je meerdere malen herhaald hebt.
Slide 18 - Diapositive
Geheugenspoor
Wanneer je informatie steeds herhaald komt er een vaste route in je hersenen. Dit heet een geheugenspoor. Hoe vaker je dit spoor gebruikt, hoe makkelijker het wordt om dit spoor te gebruiken (en hoe meer je onthoud).
Slide 19 - Diapositive
Maak deze test: https://www.123test.nl/leerstijl/ Welke leerstijl heb jij?
Slide 20 - Question ouverte
Hebben alle dieren hersenen?
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quiz
Zet in meest logische volgorde: -impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie
A
-prikkel-impuls-reactie-impuls-zintuig-hersenen
B
-impuls-hersenen-zintuig-prikkel-impuls-reactie
C
-zintuig-impuls-impuls-hersenen-prikkel-reactie
D
-prikkel-zintuig-impuls-hersenen-impuls-reactie
Slide 22 - Quiz
Opdrachten
- Maken 3.6 opdr. 3 t/m 14
Klaar? Aan de slag met:
H3 Samenvatten, Test jezelf en leerdoelen check
10 min
<-- daarna
timer
20:00
Slide 23 - Diapositive
QUIZ H3 Waarnemen
Slide 24 - Diapositive
Het orgaan de huid heeft meerdere zintuigen.
Welke zintuig van de huid is NIET goed gekoppeld aan zijn prikkel?
A
warmtezintuig - hoge temperatuur
B
koudezintuigen - lage temperatuur
C
tastzintuigen - hoe smaakt een voorwerp
D
pijnzintuig - pijn
Slide 25 - Quiz
Zet in meest logische volgorde: impuls -prikkel -zintuig -hersenen-impuls -reactie
A
-prikkel-impuls-reactie-impuls-zintuig-hersenen
B
-impuls-hersenen-zintuig-prikkel-impuls-reactie
C
-zintuig-impuls-impuls-hersenen-prikkel-reactie
D
-prikkel-zintuig-impuls-hersenen-impuls-reactie
Slide 26 - Quiz
Hoe noem je de hersenen en het ruggenmerg samen?
A
Algemeen zenuwstelsel
B
Vitaal zenuwstesel
C
zenuwstelsel
D
Centraal zenuwstelsel
Slide 27 - Quiz
Een zenuw brengt een impuls van je zintuigen naar je hersenen. Dit is een...
A
Bewegingszenuw
B
Gevoelszenuw
C
Actiezenuw
D
Startzenuw
Slide 28 - Quiz
Een zenuw brengt een impuls van je hersenen naar je spieren. Dit is een...
A
Bewegingszenuw
B
Gevoelszenuw
C
Actiezenuw
D
Startzenuw
Slide 29 - Quiz
Wat is geen onderdeel van het zenuwstelsel?
A
Hersenen
B
Bekken
C
Ruggenmerg
D
Zenuwen
Slide 30 - Quiz
Sensi hoort de schoolbel afgaan, ze is vrij!
Wat is de goede combinatie prikkel-zintuig voor het waarnemen van de bel.
A
temperatuur - gehoorzintuig
B
geluid - gehoorzintuig
C
geluid - gezichtszintuig
D
trilling - pijnzintuig
Slide 31 - Quiz
Wat is de naam van het zwarte gat in het midden van jouw iris?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit
D
Kegeltje
Slide 32 - Quiz
Welk onderdeel van je oog "maakt" tranen als je huilt?
A
Traanbuis
B
Traanpees
C
Levertraan
D
Traanklier
Slide 33 - Quiz
Je ogen bevatten 2 soorten zintuigcellen, welke soort zintuigcel gebruik je als het schemert in je kamer? (schemering = maar een heel klein beetje licht)
A
Kegeltjes
B
Pionnen
C
Staafjes
D
Pillaren
Slide 34 - Quiz
Een sirene produceert 18 trillingen per seconde (verzonnen), ofwel 18 ....... (vul de puntjes in)
A
ampere
B
hertz
C
decibel
D
joule
Slide 35 - Quiz
Hoe worden de smaakzintuigen op de tong ook wel genoemd?
A
Smaakpupillen
B
Smaakpippen
C
Smaakpapillen
D
Umami
Slide 36 - Quiz
Ruiken doe je met de ..... (1) van het orgaan de neus, de prikkel hiervoor zijn ..... (2)
A
1 = neus 2=geur
B
1=reukzintuigen 2=geurstoffen
C
1=reukpapillen 2=geurstoffen
D
1=reukzintuig
2= geur
Slide 37 - Quiz
Hoe heet het als iemand van dichtbij slecht kan zien?
A
Verziend
B
Dichtziend
C
Bijziend
D
Aanziend
Slide 38 - Quiz
Hoeveel soorten smaakzintuigen heeft de mens?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 39 - Quiz
Wat is GEEN onderdeel van de hersenen?
A
Grote hersenen
B
Kleine hersenen
C
Hersenstam
D
Harde hersenen
Slide 40 - Quiz
Waar in je lichaam kunnen impulsen ontstaan?
A
Hersenen en zintuigen
B
Hersenen en ruggenmerg
C
Ruggenmerg en zintuigen
D
Ruggenmerg en zenuwen
Slide 41 - Quiz
Jason heeft een oogziekte. Hij ziet niet scherp en alles in zwart, wit en grijstinten. Welke deel van zijn oog is aangetast?
A
Blinde vlek
B
Gele vlek
C
Ooglens
D
Oogzenuw
Slide 42 - Quiz
Michael leest een boek. Is de kringspier in zijn straallichaam samengetrokken of ontspannen? Is de lens bol of plat?
A
Kringspier samengetrokken, Lens is bol
B
Kringspier ontspannen,
Lens is bol
C
Kringspier samengetrokken,
Lens is plat
D
Kringspier ontspannen,
Lens is plat
Slide 43 - Quiz
Wanneer ontstaan er impulsen in een reukzintuigcel?