Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Fictie, deel 2
Slide 1 - Diapositive
Personages / (stereo-)types
- Verhaalfiguren in fictie : Personages
- Herkenbaar personage: Type
- Hoofdpersoon : Protagonist
- Tegenspeler: Antagonist
- 2e persoon: Deuteragonist
- 3e persoon: Tritagonist
Het woord personage stamt af van het Latijnse woord persona, dat "masker" betekent. In de klassieke oudheid droegen toneelacteurs namelijk altijd maskers.
Bron: wikipedia
Slide 2 - Diapositive
Antagonist
Schurk/tegenspeler protagonist v/h verhaal
Protagonist
Held/antiheld v/h verhaal
Slide 3 - Diapositive
Type:
'Bad guy', 'Schurk'
Type:
'Held', 'Good guy'
Slide 4 - Diapositive
(stereo-)type
Een type is herkenbaar voor de lezer/kijker.
Een stereotype is herkenbaar aan de uitvergrote (slechte) eigenschappen.
Dit kan kwetsend of discriminerend zijn!
Stereotype Nederlander:
Slide 5 - Diapositive
(Stereo-)types
Slide 6 - Diapositive
(Stereo-)types
Slide 7 - Carte mentale
Belangrijk: een karakter in fictie is nooit alleen maar goed of slecht. Dat maakt het ook interessant om naar te kijken. In een verhaal maakt een karakter vaak een ontwikkeling door, zoals Spiderman.
Slide 8 - Diapositive
Setting (omgeving)
De setting (omgeving) in een verhaal biedt sfeer aan het verhaal.
De setting heeft ook een functie. Het benadrukt de gebeurtenissen in het verhaal.
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Beschrijf de setting van het fragment uit 'Chatroom' van Heleen Vreeswijk.
Slide 11 - Question ouverte
Setting
Slide 12 - Diapositive
Setting afbeeldingen
Slide 13 - Carte mentale
Setting
Welke sfeer hangt hier?
Wat is de functie van deze setting?
Slide 14 - Diapositive
Setting
Welke sfeer hangt hier?
Wat is de functie van deze setting?
Slide 15 - Diapositive
Setting
Welke sfeer hangt hier?
Wat is de functie van deze setting?
Slide 16 - Diapositive
Plot van een verhaal
De plot van een verhaal = de verhaallijn
Denk aan de rode draad door het verhaal.
Je kunt varieren in het plot door middel van:
- Plotwending - Flashbacks
- Cliffhanger - Flashforwards
- Springen tussen verhaallijnen
Slide 17 - Diapositive
Uitleg plot
Plotwending - Het verhaal loopt ineens anders dan je verwacht had. De schrijver had je op het verkeerde been gezet.
Flashbacks - Je maakt een sprong terug in de tijd.
Cliffhanger - Het verhaal stopt ineens op een spannend moment.
Flashforwards - Je maakt een sprong vooruit in de tijd.
Springen tussen verhaallijnen - Verschillende verhaallijnen lopen naast elkaar en je wisselt af tussen de verhaallijnen.