Grammar: adjectives and adverbs 2KGT, theme 2, Pius

Ajectives + Adverbs
Bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Ajectives + Adverbs
Bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden

Slide 1 - Diapositive

Vandaag...
Vandaag gaan we naar de adjectives and adverbs ( bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden) kijken.

Doel: aan het einde van de les weten we het verschil tussen een adjective en adverb en weten hoe we deze moeten toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Bijvoegelijk naamwoord (adjective)
Een bijvoegelijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het mooie meisje                 The beatiful girl
Een makkelijk vak                  An easy subject
De fantastische show         The fantastic show
Een zelfstandig naamwoord is een ding, dier of mens en je kunt er vaak de, het of een voor zetten.

Slide 3 - Diapositive

Bijwoord (adverb)
Een bijwoord zegt iets over een werkwoord.   (actie in de zin).

Madonna sings beautifully. ("beautifully" zegt iets over "sings".)

Een werkwoord is iets wat je kunt doen.

Hoe maak je een bijwoord?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Be careful!!

With some verbs (sences) you don't use an adverb but an adjective. 
to be (zijn), to seem , to feel , to smell , 
to sound , to taste, to look

Het ruikt vreselijk. - It smells terrible.

Slide 6 - Diapositive

Be careful!!

Some adjectives have a different adverb:
He is a good boy. - He studies well.

Sometimes it stays the same:
Bij fast, long, fair, low, high
That is a fast car. - It drives fast

Slide 7 - Diapositive

Adjective or adverb?
She is a beautiful person.

A
Adjective (bijvoegelijknaamwoord)
B
Adverb (bijwoord)

Slide 8 - Quiz

Adjective or adverb?
She sings beautifully.

A
Adjective (bijvoegelijknaamwoord)
B
Adverb (bijwoord)

Slide 9 - Quiz

Which one is the adjective? (bijvoeglijk naamwoord)
A
beautiful
B
well
C
normally
D
wonderfully

Slide 10 - Quiz

Max is a ... singer.
A
good
B
well

Slide 11 - Quiz

This hamburger tastes ...
A
awful
B
awfully

Slide 12 - Quiz

You can ... open the box.
A
easy
B
easily
C
easyly

Slide 13 - Quiz

He drives the car ...
A
carefully
B
careful

Slide 14 - Quiz

Jamie Oliver cooks ...
A
fantastic
B
fantasticly
C
fantastically

Slide 15 - Quiz

Madonna is a ... singer.
A
terribly
B
terrible

Slide 16 - Quiz

That pizza smells ...
A
nicely
B
nice

Slide 17 - Quiz

I think a Friesian horse is ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 18 - Quiz

Practise on your own

Slide 19 - Diapositive

How did it go?
Doel: aan het einde van de les weten we wat het verschil is tussen een adverbs en adjective..

Slide 20 - Diapositive

Ik weet het verschil tussen een adverb en adjective en kan deze toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
met hulp

Slide 21 - Quiz