Profielmodule 3 PTA2

Profielmodule 3      

Vergroening Stedelijke omgeving

PTA 2


1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
DierhouderijMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 4

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Profielmodule 3      

Vergroening Stedelijke omgeving

PTA 2


Slide 1 - Diapositive

Hoe heet een mannetjes-varken?
A
ram
B
reu
C
zeug
D
beer

Slide 2 - Quiz

Hoe noem je een vrouwtjes konijn.
A
Voedster
B
Teef
C
Zeug
D
Woerd

Slide 3 - Quiz


Bekijk de afbeelding.
Is dit een mannetje of een vrouwtjes 
konijn?
A
Mannelijk Konijn
B
Vrouwelijke Konijn

Slide 4 - Quiz

Welk dier is geen knaagdier?
A: Capibara
B: Chinchilla
C: Mara
D: Konijn
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

Wat is er de oorzaak van dat de chinchilla in de vrije natuur vrijwel verdwenen is? Er werd op hen gejaagd vanwege ...?
A
De oren
B
De staart
C
De vacht
D
Het vlees

Slide 6 - Quiz


Twee leerlingen doen een onderzoek naar het gedrag van chinchilla’s in een dierentuin. De leerlingen noteren welke gedragingen te zien zijn bij de verschillende chinchilla’s en bedenken daar een afkorting voor (zie tabel hiernaast). Klik op de afbeelding om te vergroten.
Spelen is een sociaal gedragselement uit de tabel.
Welke twee gedragselementen uit de tabel behoren tot sociaal gedrag?
A
vacht likken en laag liggen
B
oren spitsen en vacht likken
C
jong voeren en oren spitsen
D
jong voeren en dreigen

Slide 7 - Quiz

Wat is een ethogram?
A
Een grafiek met gedrag van dieren
B
Een tabel met handelingen
C
Een schema van goed of slecht gedrag

Slide 8 - Quiz

Als je een solitair levend dier in een groep huisvest, met welke vrijheid houd je dan geen rekening?


A
Vrij van dorst, honger en ondervoeding..
B
Vrij van lichamelijk ongemak.
C
Vrij van pijn, verwonding en ziektes..
D
Vrij van angst en chronische stress.

Slide 9 - Quiz

Welk dier is een solitair levend dier?
A
Dwerghamster
B
Goudhamster
C
Paard
D
Hond

Slide 10 - Quiz

Een varken is een...
A
Gezelschapsdier
B
Productiedier
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 11 - Quiz

Wat is het belangrijkste verschil tussen productiedieren en gezelschapsdieren?
A
Gezelschapsdieren zijn mooier
B
Productiedieren leveren geld op, gezelschapsdieren niet
C
Productiedieren hebben geen vrijheid, gezelschapsdieren wel
D
Gezelschapsdieren kosten veel tijd, productiedieren niet

Slide 12 - Quiz

Noem 3 productiedieren

Slide 13 - Question ouverte

Wat voor terrarium is dit?
A
Palludarium
B
Insectarium
C
Regenwoudterrarium
D
Woestijn & steppe terrarium

Slide 14 - Quiz

Een amfibie

A
Leeft op het land
B
Leeft in de zee
C
Leeft in het water en op het land.
D
Leeft in het water

Slide 15 - Quiz

Wat betekent domesticeren?
A
zorgen dat dieren hun natuurlijk gedrag kunnen laten zien
B
zorgen voor goede huisvesting van dieren
C
van een wild dier een huisdier maken
D
wilde dieren vangen

Slide 16 - Quiz

Waarom moet er in een terrarium een warmtelamp zitten?


A
Omdat amfibieën en reptielen niet graag in het donker zitten.
B
Om het water op te warmen.
C
Omdat amfibieën en reptielen zich moeten kunnen opwarmen.

Slide 17 - Quiz

Wat voor afwijkend gedrag zien we hier?
A
Conflict gedrag
B
Stereotiep gedrag
C
Apathisch gedrag
D
Extreem angstig gedrag

Slide 18 - Quiz

Waar of niet waar:
Stereotiep gedrag ontstaat door verveling en stress
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

Waarom is verrijking belangrijk?
A
Het is alleen voor huisdieren
B
Het vermindert de voedselinname
C
Het bevordert welzijn en voorkomt verveling
D
Het maakt dieren agressiever

Slide 20 - Quiz

Huisvesting van dieren verrijk je om het welzijn te verbeteren. Aan welke eis moet verrijking altijd voldoen?
A
verrijking moet makkelijk schoon te maken zijn
B
verrijking moet (dier) veilig zijn
C
verrijking moet lang meegaan
D
verrijking moet van natuurlijk materiaal gemaakt zijn

Slide 21 - Quiz

Dus hoe ga je de kooi verrijken?
A
Met het verstoppen van eten
B
Veilig speelgoed
C
Nog een hamster erbij zetten
D
Grotere kooi

Slide 22 - Quiz

Heeft de korenwolf knipkiezen, knobbelkiezen of plooikiezen?
A
knipkiezen
B
knobbelkiezen
C
plooikiezen

Slide 23 - Quiz

Planteneter
Alleseter
Vleeseter

Slide 24 - Question de remorquage

Carnivoor (vleeseter)
Herbivoor (planteneter)
Omnivoor (alleseter)
Herbivoor (planteneter)
Omnivoor (alleseter)

Slide 25 - Question de remorquage

Vleeseter
Alleseter
Planteneter

Slide 26 - Question de remorquage

Het verteringsstelsel van planteneters & vleeseters.
Alleseters
Planteneters
Vleeseters

Slide 27 - Question de remorquage

Vleeseter
Alleseter
Planteneter

Slide 28 - Question de remorquage

Een dier vasthouden op een manier dat hij of zij niet meer kan bewegen heet fixeren
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Hoe noemen we deze handeling?
A
hanteren
B
fixeren

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Vidéo

Wat wordt er bedoeld met trimmen
A
het weghalen van de oude vacht
B
het kammen van de vacht

Slide 32 - Quiz

Wat wordt er weggehaald met het "plukken" van de vacht?
A
de dode haarlaag met wortel en al
B
de dikke ondervacht wordt er uitgeborsteld

Slide 33 - Quiz

Waar heeft dit schaap last van
A
Q-koorts
B
Vervilting van de vacht
C
Wormen
D
Myasis

Slide 34 - Quiz

Dierlijke producten bevatten belangrijke bouwstoffen. Welke zijn dat?
A
Vitamine B12, ijzer en koper
B
Vitamine B12, eiwitten en koper
C
Vitamine B12, eiwitten en ijzer

Slide 35 - Quiz

Wat is pasteuriseren?
A
Het mengen van verschillende ingrediënten
B
Het opkloppen van verschillende ingrediënten
C
Het verhitten van ingrediënten boven de 72°C
D
Het toevoegen van desinfectiemiddelen

Slide 36 - Quiz

Wat is een voedselweb?
A
een plaatje van een dier
B
een plaatje waar op uitgelegd wordt welk dier wat eet
C
een plaatje van planten
D
een plaatje met pijlen en dieren

Slide 37 - Quiz

Voedselweb of voedselketen?
A
Voedselweb
B
Voedselketen

Slide 38 - Quiz


Bekijk de voedselketen hiernaast.
Welke plek heeft het konijn in de voedselkringloop?
A
Producent
B
Consument
C
Reducent
D
Afvaleter

Slide 39 - Quiz

In het voedselweb is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.

Wie staat er aan het eind van dit voedselweb?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 40 - Quiz

Compost maken is een voorbeeld van een gesloten kringloop. Wat is een gesloten kringloop?
A
een proces dat 5 jaar kan doorgaan
B
een proces dat oneindig lang kan doorgaan
C
afvalstoffen komen terug in de productie
D
afval blijft afval

Slide 41 - Quiz

Is de waterkringloop zoals in het plaatje hiernaast een gesloten kringloop of niet?
A
Gesloten
B
Niet gesloten

Slide 42 - Quiz

Is de kringloop van de veeteelt, zoals in het plaatje hiernaast, een gesloten kringloop of niet?
A
Gesloten
B
Niet gesloten

Slide 43 - Quiz

Er zijn verschillende manieren waarop boeren kunnen werken.
Bij welke van de volgende voorbeelden is er op het bedrijf een gesloten kringloop?
A
De boer gebruikt de mest van zijn eigen vee op zijn akkers.
B
De boer gebruikt een schoffelmachine op zijn akkers.
C
De boer gebruikt gif tegen schadelijke insecten.
D
De boer gebruikt kunstmest op zijn akkers.

Slide 44 - Quiz