Lichaamstaal

 Lichaamstaal
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

 Lichaamstaal

Slide 1 - Diapositive

doel van de les
  • Ik kan voorbeelden geven van lichaamstaal 
  • Ik weet wat non-verbale en verbale communicatie is.
  • ik ken voorbeelden over hoe het op de ander overkomt.  
  • Ik kan me concentreren 



Slide 2 - Diapositive

Praktijk

Slide 3 - Diapositive

Hoe kun je praten met je lichaam?
  • Deze gorilla heeft geen woorden nodig om aan te geven dat hij de baas van de groep is.  

Slide 4 - Diapositive

Hoe kun je praten met je lichaam?
  • Mensen laten elkaar veel weten zonder iets te zeggen. Als Denise thuis komt weet haar moeder gelijk dat Denise een goed cijfer gehaald heeft. Dit kan ze zien aan haar gezicht, ze lacht en is blij. 
  • In de onderstaande afbeelding zie je aan de ogen, stand van 
    de wenkbrauwen en mond hoe iemand zich voelt.

Slide 5 - Diapositive

Hoe kun je praten met je lichaam?
  • Vaak doet je hele lichaamshouding mee om gevoelens te laten zien. Denise kwam huppelend naar huis, ze heeft haar schouders recht en haar hoofd rechtop. daaraan kon haar moeder zien dat ze vrolijk was.
  • Als je een beetje sloft met je voeten, naar beneden kijkt en je schouders laat hangen, straal je somberheid uit. 
  • Je kan dus met je lichaam laten zien hoe je je voelt, dit heet lichaamstaal

Slide 6 - Diapositive

Als je luistert, dan let je op wat iemand zegt. Je luistert naar de verbale uitdrukking. Maar je kijkt ook naar de houding van de spreker, de nonverbale uitdrukking en alles wat de spreker niet zegt, maar wel doet en bedoelt.


Verbaal = wat je zegt

Non-verbaal= hoe je het zegt

 


Communicatie: Verbaal en non-verbaal

Slide 7 - Diapositive

De koning van de non-verbale communicatie

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

lichaamstaal en indruk
Als je iemand voor het eerst ziet heb je al een beeld van hoe iemand is.
Dat beeld maak je door het uiterlijk dat iemand heeft.
De kleding, de haren , bril, etc.

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Vidéo

Wat is lichaamstaal?
A
Veel vertellen door te praten
B
Weinig vertellen met veel emotie
C
Vertellen hoe je je voelt door te praten en te luisteren
D
Vertellen hoe je je voelt, zonder te praten

Slide 12 - Quiz

Non-verbale communicatie is:
A
Spreken en luisteren
B
Alleen via je lichaamstaal communiceren
C
Spreken en je lichaamstaal gebruiken

Slide 13 - Quiz

Waarheid of leugen
Stap 1
Bedenk 2 korte verhalen over jezelf: 1 is waarheid, het andere verhaal is een leugen.
Denk na hoe je lichaamstaal gaat inzetten: ogen;
mimiek (= gezichtsuitdrukking);
handgebaren;
beweging.
Spreektijd: minimaal 30 sec, maximaal 60 sec.


Slide 14 - Diapositive

Waarheid of leugen
Stap 2
Uitwisselen. 

Wie wil voor de klas het verhaaltje vertellen (waarheid of leugen)?
Wie denkt dat het waar is, wie denkt dat het gelogen is?

Maak gebruik van lichaamstaal om je verhaal te versterken. Lukt het om de waarheid te achterhalen of juist te verhullen?

Slide 15 - Diapositive

Bedankt!!!
Bedankt voor het 
meedoen!!!

Slide 16 - Diapositive