grammatica tijden ww 2.4 vwo 2

Grammatica
tijden van een werkwoord
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Grammatica
tijden van een werkwoord

Slide 1 - Diapositive

Doel van vandaag


Je kunt de 8 verschillende werkwoordstijden onderscheiden.
Programma


Werkwoordstijden
Zelfstandig leren
Afsluitende quiz

Slide 2 - Diapositive

werkwoordstijden
Talent hoofdstuk 2.4, pagina 72

Waarom is het zo belangrijk?
Waarom was het zo belangrijk?
Waarom zou het zo belangrijk zijn?
Waarom zou het zo belangrijk zijn geweest?

Slide 3 - Diapositive

Stappenplan
  • Bepaal het gezegde.
  • PV: tegenwoordige of verleden tijd?
  • onvoltooid of voltooide tijd? (hebben= voltooid)
  • Toekomend? (met een vorm van zullen)

Slide 4 - Diapositive

De tijden van het werkwoord 
Tegenwoordige tijd: twee vormen: 

1 onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t)
Voorbeeld: ik leer. 

2 voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t)
Voorbeeld: ik heb geleerd. 

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

De tijden van het werkwoord 
Verleden tijd: twee vormen: 

1 onvoltooid verleden tijd (o.v.t)
Voorbeeld: ik leerde. 

2 voltooid verleden tijd (v.v.t)
Voorbeeld: ik had geleerd. 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Blijf bij de tijd!
Verleden of tegenwoordige tijd.

Heb je een samengestelde zin? De tijden moeten dan gelijk zijn.

Wat zou (vt) jij doen als jij € 100 vond (vt)? 
Wat doe (tt) jij als je € 100 vindt (tt)?

Slide 9 - Diapositive

Zelfstandig leren
Talent H 2.4
Opdrachten 3, 4, 5, 6, 7

Slide 10 - Diapositive

Hoewel Famke Louise veel succes heeft, hoop ik 
dat mensen wel zien dat zij geen muzikale grootheid is.
1. Op deze zonnige maandag in oktober zou ik heel graag een stuk willen hardlopen in het bos.
2. Ik wil dat iedereen dit grammatica-onderdeel begrijpt.
bijwoordelijke bijzin
LV-zin
enkelvoudige zin
samengesteld, onderschikking
samengesteld, nevenschikking

Slide 11 - Question de remorquage

In welke zin zie je een nevenschikkend voegwoord?
A
Ik weet nog niet of ik morgen naar oma ga.
B
Hoewel ik de hele dag heb gewerkt, heb ik maar € 10 verdiend.
C
Ik wil graag weer hardlopen of ik ga een boek schrijven.
D
Ik heb wel een droom, maar die deel ik niet met jullie.

Slide 12 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Die ijverige jongen uit 2K zal zijn huiswerk wel snel gemaakt hebben.

A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
D
voltooid verleden toekomende tijd

Slide 13 - Quiz

Ik lees een aangrijpend boek.
Ik las een aangrijpend boek.
Ik heb een aangrijpend boek gelezen.
Ik had een aangrijpend boek gelezen.
Ik zal hierna een oorlogsroman lezen.
Ik zal een oorlogsroman gelezen hebben.
Ik zou een oorlogsroman lezen.
Ik zou een oorlogsroman gelezen hebben.
o.v.t.t.
v.v.t.t.
v.v.t.
o.t.t.

Slide 14 - Question de remorquage