Oefentoets hoofdstuk 2; materiaal en omgeving.

• Onderwijsassistenten
• MBO
• Studiejaar 1

Oefentoets hfdstk 2; materiaal en omgeving.

-materiaal en omgeving-
Welke beschrijving past het best bij ‘ontwikkelingsmaterialen’?

1. Materialen waarmee kinderen een constructie of bouwwerk maken.
2. Materialen waarbij het kind vanzelf ontdekt of hij het goed doet.
3. Materialen die kinderen helpen bij het leerproces
4. Materialen die uitdagen tot experimenteren

-materiaal en omgeving-
Noem een voorbeeld van een activiteit met ongevormde materialen?

1. Figuurtjes maken van kurk en ijzerdraad.
2. Een toren bouwen van houten blokken.
3. Taartjes maken met zand en water.
4. Een puzzel maken.

-materiaal en omgeving-
Voor welke activiteit kun je oude computers gebruiken?

1. Techniekactiviteiten
2. Sportactiviteiten
3. Drama activiteiten
4. Muziekactiviteiten

-materiaal en omgeving-
Wat is een voorbeeld van een routinemateriaal?

1. Een poppenhoek
2. Een puzzel
3. Een leeshoek
4. Een rekenkast

-materiaal en omgeving-
Welke pedagoog ontwikkelde het eerste ontwikkelingsmateriaal?

1. R. Steiner
2. M. Montessori
3. F. Fröbel
4. H. Pakhurst

-materiaal en omgeving-
Welke pedagoog ontwikkelde veel ontwikkelingsmateriaal passend bij leeftijdsfasen?

1. F. Fröbel
2. M. Montessori
3. H. Parkhurst
4. R. Steiner

-materiaal en omgeving-
Waarom is het belangrijk dat kinderen een cognitieve kaart van een ruimte kunnen
maken?

1. Hierdoor ontwikkelen ze ruimtelijk inzicht.
2. Zo vinden ze hun eigen lokaal terug.
3. Ze leren zo om zelfstandig te werken.
4. Ze voelen zich veiliger als ze weten waar ze zijn en hoe ze kunnen lopen.

-materiaal en omgeving-
Wat betekent ergonomisch verantwoord werken?

1. Dat je rekening houdt met wat de kinderen willen.
2. Dat er gezond gegeten en gedronken wordt.
3. Dat de groepsgrootte verantwoord is.
4. Dat je veilig en gezond kunt werken.

-materiaal en omgeving-
Mag een school helemaal zelf bepalen hoe de binnenruimtes en de speelplaats er uit zien?

1. Nee, de school moet dit eerst met de medezeggenschapsraad bespreken.
2. Nee, in de wet staat aan welke eisen de binnen- en buitenruimtes moeten voldoen.
3. Ja, maar de ruimtes moeten uitdagend genoeg zijn voor de kinderen.
4. Ja, zolang de leerkrachten en directie het met elkaar eens zijn is dit geen probleem.

-materiaal en omgeving-
Stelling: Schommels en duikelstangen kun je voor het overzicht het beste midden op het speelplein zetten.

1. Niet waar
2. Waar

-materiaal en omgeving-
Oudere basisschoolkinderen zullen op de buitenschoolse opvang (BSO) behoefte hebben aan activiteiten buiten de klas.

1. Juist
2. Niet juist

-materiaal en omgeving-
Stelling I: Open materialen kun je altijd op verschillende manieren gebruiken.
Stelling II: Een voorbeeld van open materialen zijn de spullen in een poppenhoek.

1. Stelling I juist.
2. Stelling II is onjuist.
3. Beide stellingen zijn onjuist.
4. Beide stellingen zijn juist.

-materiaal en omgeving-
Op welke leeftijd spelen de kinderen het liefst met realistische materialen?

1. 2-4 jaar.
2. 4-6 jaar.
3. 6-9 jaar.
4. 9-12 jaar.

-materiaal en omgeving-
Waarom worden dagritmekaarten bij de kleuters veel gebruikt?

1. Zo kunnen ouders ’s morgens zien wat hun kind die dag gaat doen.
2. Dit is een handig geheugensteuntje voor de leerkracht.
3. Om kleuters het dagritme duidelijk te maken.
4. Zo kan een invaller de klas makkelijker overnemen, het dagritme is helder.