Tijdvak 2: Grieken en Romeinen Brugklas

Tijdvak 2: Grieken en Romeinen Brugklas
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 150 min

Éléments de cette leçon

Tijdvak 2: Grieken en Romeinen Brugklas

Slide 1 - Diapositive

We hebben het wel eens over het Imperium Romanum. Wat zou dit betekenen?
A
Romeinse Leiders
B
Romeinse Tijd
C
Romeinse Vrede
D
Romeinse Rijk

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Vidéo

Wat was de Limes?
A
Reeks forten om het rijk te beschermen
B
Een rang in het Romeinse leger
C
De natuurlijke grenzen van het rijk
D
Een soort van tweede kamer van de Romeinen

Slide 4 - Quiz

Wat is een legioen?
A
Een groepje Romeinse soldaten dat een vechtplan bedenkt.
B
Een onderdeel van het Romeinse leger met een eigen leider.
C
Een soldaat die op een paard kan vechten.
D
Een soort zwaard dat Romeinse soldaten gebruikten.

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Waarom waren de Romeinse
wegen van steen?
A
Dat vonden de Romeinen mooi
B
Er waren teveel stenen
C
Voor de snelle handel, karren konden snel rijden
D
Het gaf overzicht en je kon troepen snel verplaatsen

Slide 8 - Quiz

Hoe legde Romeinen wegen aan?
A
Door kiezelstenen te strooien
B
Door grote stenen op een fundament te leggen
C
Door zand aan te duwen
D
Door houten planken

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Amfitheater
A
een vierkant theater met tribunes
B
een rond theater zonder tribunes
C
een rond theater
D
een rond theater met tribunes

Slide 11 - Quiz

Wat was er te zien in het amfitheater?
A
zangers en zangeressen
B
gevechten
C
musicals
D
voetbalwedstrijden

Slide 12 - Quiz

Voor wie waren de spelen in het Amfitheater?
A
Rijke Romeinen
B
Romeinse slaven
C
Voor de 'gewone' Romein
D
Alleen voor soldaten

Slide 13 - Quiz

Wat zijn gladiatoren?
A
Soldaten die in het Romeinse leger dienden.
B
Beroepsvechters die tegen leeuwen vochten.
C
Slaven die op het land van een rijke grootgrondbezitter werkten.
D
Beroepsvechters die optraden in een amfitheater. Meestal waren het slaven en misdadigers.

Slide 14 - Quiz

De Romeinen bouwden aquaducten.
Wat zijn aquaducten?
A
Een brug met een waterleiding erbovenop
B
Een kanaal van de bergen naar de stad.
C
Een plaats waar mensen in bad konden.
D
Een riool in Rome.

Slide 15 - Quiz

Wat zijn Thermen
A
Romeinse Badhuizen
B
Romeinse Villa's
C
Romeinse Tempels
D
Romeinse Theaters

Slide 16 - Quiz

De Romeinen gingen regelmatig naar de thermen. Wat kon men daar doen?
A
Boeken lezen - gladiatorengevechten bekijken - baden
B
Schoonheidsbehandelingen - boeken lezen - les volgen
C
Baden - gladiatorengevechten bekijken - schoonheidsbehandeling
D
Baden - boeken lezen - schoonheidsbehandelingen

Slide 17 - Quiz

Welke woorden hebben te maken met 'thermen'?
A
wandelen en blijven slapen
B
massage en sporten
C
bibliotheek en alleen voor rijke mensen
D
sporten en blijven slapen

Slide 18 - Quiz

Welke spelen hielden de Romeinen in het Circus Maximus?
A
Gladiatoren spelen
B
Olympische spelen
C
Paardenrennen
D
Hardlopen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Welk kenmerk hoort NIET bij de Romeinse slavernij?

A
Werken op de landbouw
B
Een harde aanpak
C
Bevolking van veroverde gebieden
D
Niet belangrijk voor de economie

Slide 21 - Quiz

Gebruik de bron Wat blijkt uit deze bron over de slavernij?
“Toen ik het afgelopen jaar ernstig ziek was heb ik een medische verzorger bij mij geroepen. Zijn zorg en toewijding kan ik slechts met passende dank belonen wanneer u zich welwillend betoont. Daarom vraag ik u hem het Romeinse burgerrecht te verlenen. Zijn naam is Arpocras. Als meester had hij vroeger Thermuthis, de echtgenote van Thoen, die enige tijd is overleden.”
A
Als slaven hun werk goed deden, kregen zij dezelfde rechten als vrije Romeinen.
B
De meeste vrijgelaten slaven kregen op den duur dezelfde rechten als vrije Romeinen.
C
Soms kregen vroegere slaven dezelfde rechten als vrije Romeinen.
D
Slaven werden soms vrijgelaten, maar zij kregen nooit dezelfde rechten als vrije Romeinen.

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Wat is een proletariër?
A
Iemand die eigendom is van een ander.
B
Een werkloze Romein zonder bezit.
C
Iemand met een eigen stuk land dat hij/ij bewerkt.
D
Iemand die een winkel heeft.

Slide 24 - Quiz

Vergelijk het leven van een geleerde Griekse slaaf met dat van een proletariër. Wie heeft het (over het algemeen) beter?
A
De proletariër
B
De Griekse slaaf

Slide 25 - Quiz

Wat is geen gevolg van de oorlogen?
A
er ontstaat een Grieks-Romeinse cultuur
B
Rome wordt een Republiek
C
Er komt een nieuwe groep rijken: de nobilis
D
Er komt een nieuwe groep armen: de proletariërs

Slide 26 - Quiz

Welke twee hadden geen burgerrecht?
A
Een veteraan van het Romeinse leger uit Gallia
B
De vrouw van een belangrijke senator
C
De beroemdste gladiator van Rome
D
Een arme Romeinse proletarier op zoek naar werk

Slide 27 - Quiz