starttoets staatsinrichting

• Geschiedenis
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Staatsinrichting 

van Nederland

Formatieve toets

start periode 1 

Juist of onjuist:
Nederland is een monarchie

1. Juist
2. Onjuist

Hoe heet het parlement van Nederland?

Een koninkrijk met een grondwet is een:

1. Parlementaire democratie
2. Constitutionele monarchie

De Eerste en Tweede Kamer heten samen ook wel de Staten-Generaal

1. Waar
2. Niet waar

Welke van deze drie machten is onafhankelijk?

1. uitvoerende macht
2. rechterlijke macht
3. wetgevende macht

Recht van amendement

1. Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
2. Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.

Een kamerlid komt met een wetsvoorstel. Van welk recht maakt dit kamerlid dan gebruik?

1. Recht van interpellatie
2. Recht van amendement
3. Recht van initiatief
4. Recht van budget

De oranje gekleurde politieke partijen in het plaatje zijn....

1. Oppositie partijen
2. Coalitie partijen

Waaruit bestaat de regering?

1. Eerste en Tweede Kamer
2. Tweede Kamer en de Ministers
3. Ministerraad en de Koning
4. de koning en de Staten - Generaal

Juist of Onjuist:
Willem II schreef de constitutie van 1848

1. Juist
2. Onjuist

Welke koning moest in 1848 de gewijzigde grondwet tekenen?

1. Willem I
2. Willem II
3. Willem van Oranje
4. Willem Frederik

Koning Willem I was onschendbaar.
Waar of niet waar?

1. Waar
2. Niet waar

Wat was GEEN onderdeel van de grondwetswijziging van 1848

1. parlement van staat, provincie en gemeente wordt iedere 4 jaar gekozen door het volk
2. ministeriële verantwoordelijkheid
3. koning is hoofd van de regering
4. mannen die voldoende belasting betalen mogen meebeslissen

Hoe heet de man hiernaast afgebeeld?

1. Willem II
2. Schaepman
3. Thorbecke
4. Kuijper

Deze vraag gaat over de schoolstrijd in Nederland.

Over de betaling van de overheid van welke type onderwijs ging de schoolstrijd?

1. het speciaal onderwijs
2. het liberaal onderwijs
3. het bijzonder onderwijs
4. het openbaar onderwijs

Welke politieke leider kwam op voor de kleine luyden?

1. Schaepman
2. Thorbecke
3. Kuyper
4. Troelstra

Luxemburgse kwestie maakte duidelijk dat

1. koning Willem III moeite had te leven met '1848'
2. de regering niet meer deed wat de koning wilde
3. het parlement haar zin doordreef
4. koning Willem I minder macht had

Caoutchouc artikel werd ingevoerd in:

1. 1848
2. 1887
3. 1914
4. 1918

Caoutchouc artikel heeft als gevolg dat:

1. Iedereen mag stemmen
2. Alle mannen mogen stemmen
3. De kiesdrempel steeds lager wordt
4. Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Welke koning is vorst tijdens de Luxemburgse Kwestie?

1. Willem I
2. Willem II
3. Willem III
4. Willem-Alexander

Sleep de naam van de juiste persoon bij de juiste partij

RKSP

Liberale Unie

SDAP

ARP

Abraham Kuijper

Rudolf Thorbecke

Pieter Jelles Troelstra

Herman Schaepman

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?

1. Lage lonen
2. Lange werktijden
3. Slechte wegen
4. Onveilige fabrieken

Sociale wetten zijn ...

1. Wetten die de leef- en werkomstandigheden van arbeiders verbeteren.
2. Wetten die er voor zorgen dat arbeiders beter samenwerken.
3. Wetten die zorgen dat fabriekseigenaren meer rechten krijgen.
4. Wetten die de relatie tussen overheid en arbeiders vastleggen.

Uit welk jaar kwam het Kinderwetje van Van Houten?

1. 1872
2. 1874
3. 1876
4. 1884

Welke veranderingen ontstonden er door de Pacificatie van 1917?

1. kiesrecht mannen en vrouwen, einde schoolstrijd en nieuw kiesstelsel
2. kiesrecht mannen, nieuwe koning en nieuw kiesstelsel
3. kiesrecht mannen, einde schoolstrijd en nieuw kiesstelsel
4. kiesrecht mannen en vrouwen, einde schoolstrijd en nieuw parlement

Met welk onderdeel van de grondwet waren de liberalen erg blij mee?

1. Grondrechten
2. onschendbaar
3. Ministeriële verantwoordelijkheid
4. elke 4 jaar verkiezingen

Wat was censuskiesrecht? Mannen mochten alleen stemmen als ze.....

1. Rijk waren
2. Belasting betaalden
3. In de Tweede Kamer zaten
4. Geen belasting betaalden

Waarom was het zo bijzonder dat Aletta Jacobs mocht studeren?

1. Ze was de eerste Amsterdamse
2. Ze was de eerste vrouw die mocht studeren
3. Ze was de dochter van de koning.

Vrouwen hadden vanaf 1917 stemrecht

1. waar
2. niet waar

Welke partij wilde algemeen mannenkiesrecht?

1. ARP
2. SDB
3. SDAP
4. liberale Unie

De Ombudsman past bij een rechtsstaat

1. ja
2. nee
3. past bij dictatuur