Blok 2 Grammatica 2.6, 2.7

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

Blok 2 Grammatica

• Pak je spullen.
• Telefoon in telefoontas.
• Log in bij Lesson up

Terugblik

Wat weet je nog van de vorige les?

Uit welke twee zinsdelen bestaat de basiszin?

Maak een zin met 4 zinsdelen.

Welke vraag stel je als je het onderwerp zoekt?

Persoonsvorm?
Hij is dit jaar blijven zitten.

Wwg?
De kat is uit de boom gevallen.

Onderwerp?
Moesten jullie je niet melden bij de receptie?

Hoeveel zinsdelen?
Wie doet de boodschappen in de koelkast?

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Splitsbare werkwoorden

Soms kan de persoonsvorm gesplitst in de zin voorkomen.

Voorbeeld: 

Ruben /ruimt /zijn kamer /op.

Ruimt en op horen bij elkaar, dus vormen ze één zinsdeel.

Hoeveel zinsdelen?
Ruben ruimt zijn kamer op.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Hoeveel zinsdelen?
De opa haalt zijn kleinzoon op.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Tim neemt vanmiddag een heerlijk broodje mee.

1. 2
2. 3
3. 4
4. 5

Lidwoorden en zelfstandig naamwoorden

Lidwoorden (lw): de, het, een

Zelfstandig naamwoorden (znw): gebruik je voor mensen, dieren, planten en dingen. Je kunt er een lidwoord voorzetten.

Voorbeeld: blad - het blad

meervoudsvorm en verkleinwoord

Van de meeste zelfstandig naamwoorden kun je een meervoudsvorm en een verkleinwoord maken.

voorbeeld: het blad - de bladeren - het blaadje

Welk lidwoord gebruik je altijd bij meervoud?

1. de
2. het
3. een

Welk lidwoord gebruik je altijd bij verkleinwoorden?

1. de
2. het
3. een

Wat is het meervoud van potlood?

Meervoud van mes?

Meervoud van verrekijker?

Verkleinwoord van tapijt?

Verkleinwoord van verrekijker?

Aan de slag!

Maak opdracht 9 t/m 13

Klaar?

Ga verder met je verhaal!

Succes!