bijvoeglijk vnw Fa deel 2

bijvoeglijk vnw Fa deel 2
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

bijvoeglijk vnw Fa deel 2

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

bleu
rouge
violet
jaune
vert
noir

Slide 3 - Question de remorquage

Les chats sont ...

Slide 4 - Question ouverte

La voiture est ...

Slide 5 - Question ouverte

La maison est ...

Slide 6 - Question ouverte

Les tables sont ...

Slide 7 - Question ouverte

Les chaises sont ...

Slide 8 - Question ouverte

Adjectif (bijvoeglijk naamwoord)
In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord.
De rode fiets = Le vélo rouge.

Alleen grand en petit komen ervoor.
De kleine tuin = Le petit jardin.

Als het werkwoord être (zijn) ertussen staat, is de zinsvolgorde hetzelfde als in het Nederlands.

Slide 9 - Diapositive

Vertaal: Het huis is groot.

Slide 10 - Question ouverte

Vertaal: Mijn ouders zijn blij.

Slide 11 - Question ouverte

Vertaal: De blauwe auto.

Slide 12 - Question ouverte

Vertaal: Ik heb een rood mobieltje.

Slide 13 - Question ouverte

Wat vind je aan dit onderdeel nog lastig?

Slide 14 - Question ouverte