zakelijke correspondentie 2F

zakelijke correspondentie
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

zakelijke correspondentie

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
  • je weet wat het verschil is tussen formele en informele taal
  • je kent voorbeelden van  zakelijke post 
  • je kent de opbouw van een zakelijke e-mai
  • je kunt het onderwerp van een zakelijke e-mail formuleren 

Slide 2 - Diapositive

Geef voorbeelden van
een zakelijke brief of e-mail?


Slide 3 - Carte mentale

Formele taal
Wat?  - Taal die je gebruikt in zakelijke,  serieuze situaties. 

Wanneer? - als je praat of schrijft met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die  belangrijk zijn,  in een zakelijke situatie.


Slide 4 - Diapositive

Formele taal - hoe?
  • duidelijk
  • kort en bondig - geen overbodige informatie 
  • beleefd: respect voor de lezer, nette woorden, meestal 'u'
  • foutloos: spelling, leestekens en zinsbouw zijn correct

Slide 5 - Diapositive

Informele taal
  •  in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. 
  • als je praat met je ouder(s) of als je een berichtje schrijft naar een vrienden of bekenden. In persoonlijke situaties dus.
  • spreektaal mag

Het betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt. Brief aan vriendin mag met informele taal.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Welk woord hoort bij 'formeel'?
A
Zakelijk
B
Persoonlijk

Slide 8 - Quiz

Horen de woorden/ zinnetjes in een persoonlijke of in een zakelijke brief? 
Zet ze in het juiste rijtje. De rijtjes worden even lang.
Zakelijke brief
Persoonlijke brief
Beste
Geachte
Alvast bedankt
Bij voorbaat dank
Jammer genoeg
Tot mijn spijt
Groetjes
Met vriendelijke groet
Gauw
Spoedig

Slide 9 - Question de remorquage

 Correspondentie = aan iemand iets schrijven
Kan per post:   brief, kaart 
Kan digitaal via de computer: e-mail = elektronische post

Opbouw van de inhoud is brief en e-mail ishetzelfde, maar de manier van opschrijven  (de opmaak) en het versturen is een beetje anders. Tegenwoordig gaat veel per e-mail.


Slide 10 - Diapositive

e-mail: digitaal verstuurd

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Wat is de juiste aanhef bij een zakelijke brief of e-mail?
A
Hoi
B
Hallo
C
Geachte
D
Geen

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste groet bij een zakelijke brief of e-mail?
A
Groetjes,
B
Met vriendelijke groet,
C
Houdoe!
D
Later!

Slide 16 - Quiz

onderwerp van een e-mail
Schrijf boven je e-mail altijd waar het over gaat: het onderwerp.
Dat doe je met één of een paar woorden.


Slide 17 - Diapositive

De contactpersoon van een stagebedrijf heeft je gevraagd om een motivatiemail te sturen met je cv.

Wat zet je bij 'onderwerp' boven je e-mail?

Slide 18 - Question ouverte

Waar moet je aan denken voordat je gaat schrijven?
  • Bedenk waar je brief of e-mail over gaat: het onderwerp
  • Bedenk aan wie je het stuurt en waarom: welk schrijfdoel?
  • Moet je  formeel of informeel schrijven?
  • Bedenk hoe een goede e-mail of brief eruit ziet:
  1. Begin nooit met 'Ik' in de inleiding
  2. Inleiding, kern en slot
  3. Maak alinea's
  4. Blijf altijd netjes en beleefd


Slide 19 - Diapositive

Hoe eindig je een zakelijke brief of e-mail?
A
Met vriendelijke groet,
B
Groetjes,
C
Nou, tot ziens dan maar!
D
Hoogachtend,

Slide 20 - Quiz

En nu: de inhoud
Wat komt er in je e-mail?
Hoe schrijf je dat netjes op?

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Indeling zakelijke brief of 
e-mail: de inhoud

  • Eerste alinea = inleiding: aanleiding / onderwerp van de brief of e-mail 
  • Kern: uitwerking van het onderwerp  in één of  meer alinea's: compact en doelgericht.
  • Slot: wat verwacht je van de ontvanger van de brief of e-mail?

Slide 23 - Diapositive

Inleiding:
Formeel beginnen. Niet met IK.
Beschrijf hier waarom je de brief of e-mail gaat schrijven ( de aanleiding)
Maak duidelijk wie je bent en waarom je  schrijft. 


Middenstuk= kern: 
Hier geef je alle informatie. Je kunt het ook opdelen in twee alinea’s! Zorg dat het overzichtelijk blijft!



Slot: Je geeft hier aan wat je wil bereiken. ( Uitnodigen?, Geld terug? Enzovoort)

Slotzin: Bedanken voor het lezen en netjes vragen om een reactie.

Slide 24 - Diapositive

1
2
3
4
5
6
slot
inleiding
kern  
aanhef
afsluiting

Slide 25 - Question de remorquage

Slide 26 - Diapositive