oefenen Voortplanting en ontwikkeling 3VMBO-T

Bij de geboorte van een meisje zijn alle eicellen al aanwezig in de eierstokken
A
waar
B
niet waar
1 / 24
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bij de geboorte van een meisje zijn alle eicellen al aanwezig in de eierstokken
A
waar
B
niet waar

Slide 1 - Quiz

Op welke dag vindt meestal de eisprong plaats tijdens de menstruatiecyclus
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 2 - Quiz

eierstokken
De eileider
de baarmoeder
maagdenvlies
clitoris
Hier worden de eicellen gemaakt
Vervoert rijpe eicel richting baarmoeder
Hierin groeit het ongeboren kindje
randje slijmvlies aan begin van vagina
Gevoelig voor seksuele prikkels

Slide 3 - Question de remorquage

Zaadleider
Urineblaas
Zaadblaasje
Prostaat
Zwellichaam
Penis
Bijbal
Zaadbal
Balzak
Urinebuis
Eikel
Voorhuid

Slide 4 - Question de remorquage

In welk orgaan of welke organen vindt meiose plaats zodat er cellen met 23 chromosomen ontstaan
A
Alleen in orgaan 5
B
Alleen in de organen 6 en 7
C
Alleen in de organen 2, 6, 7,
D
Alleen in orgaan 7

Slide 5 - Quiz

testosteron zorgt voor
A
secundaire geslachtskenmerken
B
agressiever gedrag
C
zowel a als b

Slide 6 - Quiz

Sommige goedaardige hersentumoren kunnen leiden tot klachten als verminderde vruchtbaarheid en borstgroei bij vrouwen. wat kan hiervan de oorzaak zijn
A
hypofyse stuurt geen signalen naar eierstok, dus geen secundaire geslachtskenmerken
B
hypofyse stuurt dan geen signalen naar eileider, dus geen secundaire geslachtskenmerken
C
hypofyse stuurt dan geen signalen naar eierstok,, dus geen primaire geslachtskenmerken
D
hypofyse stuurt dan geen signalen naar eileider, dus geen primaire geslachtskenmerken

Slide 7 - Quiz

In de afbeelding zie je dat de menstruatie eindigt op dag 4 van de cyclus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

welke uitspraak is waar
A
Zaadcellen bevatten veel reservevoedsel
B
Zaadcellen kunnen zelf niet bewegen
C
Zaadcellen worden steeds nieuw aangemaakt
D
Zaadcellen hebben geen zweepstaart.

Slide 9 - Quiz

Hoe worden de delen in de penis genoemd, die ervoor zorgen dat de penis groter wordt?
A
Bubbels
B
Zwellichamen
C
Erecties
D
Vaten

Slide 10 - Quiz

Hoe noem je een lege follikel?
A
lege follikel
B
geel lichaam
C
Eicel

Slide 11 - Quiz

welk orgaan vervoert urine en sperma
A
prostaat
B
zaadleider
C
eileider
D
urinebuis

Slide 12 - Quiz

Bij welke fase worden de baarmoederhals en baarmoedermond wijder
A
ontsluitingsfase
B
uitdrijvingsfase
C
nageboorte tijdperk

Slide 13 - Quiz

wat zijn nummer 1,2,3,4
A
1: navelstreng; 2 placenta; 3 vliezen; 4 vruchtwater
B
1 placenta 2: navelstreng; ; 3 vliezen; 4 vruchtwater
C
1: navelstreng; 2 placenta; 3 vruchtwater 4 vliezen
D
1 placenta 2: navelstreng; ; 3 vruchtwater 4 vliezen

Slide 14 - Quiz

Hoe kan er een drieling ontstaan
A
doordat een bevruchte eicelklompje zich 3 keer deelt
B
doordat er twee eicellen bevrucht zijn, waarvan 1 bevruchte eicelklomp zich splitst
C
zowel a als b

Slide 15 - Quiz

Het gevaar van een stuitbevalling is dat de navelstreng wordt afgekneld en het kind geen zuurstof meer krijgt
A
juist
B
onjuist

Slide 16 - Quiz

In welke situatie is de kans op een zwangerschap het kleinst?
A
bij pessarium gebruik zonder zaaddodende pasta
B
bij een hormoonspiraaltje in de baarmoeder
C
geen geslachts- gemeenschap tijdens de vruchtbare periode
D
Bij pil gebruik, maar soms vergeet ze de pil te slikken.

Slide 17 - Quiz

Op de plaats van bevruchting kan ook een buitenbaarmoederlijke zwangerschap ontstaan, de bevruchte eicel nestelt zich dan in in de wand van dit orgaan. Hoe heet dit orgaan?
A
In de eileider
B
In de eierstok
C
In de baarmoeder
D
in de baarmoedermond

Slide 18 - Quiz

Tijdens de _____________ wordt de baby geboren.

De _______________trekt hevig samen, waardoor de baby naar buiten wordt geduwd.

Zo’n sterke samentrekking heet een ___________.
Bevalling
Baarmoederwand
Persweeen

Slide 19 - Question de remorquage

Leg uit waarom je na de overgang niet meer vruchtbaar bent.

Slide 20 - Question ouverte

Met een ochtendtemperatuurmeting kan een vrouw het moment bepalen waarop ze de grootste kans heeft om zwanger te worden. Ze moet dan elke ochtend op hetzelfde tijdstip haar lichaamstemperatuur meten. Waarom?
A
dan weet ze dat ze geen infectie heeft
B
dan weet ze wanneer ze een eisprong heeft
C
dan weet ze dat ze gaat menstrueren
D
dan weet ze dat de baarmoedermond open staat

Slide 21 - Quiz

Wanneer in de menstruatiecyclus is kans op zwangerschap het grootst?
A
begin van de menstruatiecyclus
B
halverwege de menstruatiecyclus
C
eind van de menstruatiecyclus

Slide 22 - Quiz

Welke omschrijving past bij welke levensfase? Sleep de omschrijving naar de juiste levensfase
Baby.
Peuter
Kleuter
Schoolkind
Puber
Adolescent
Volwassene
Bejaarde
Leert lezen en schrijven.
Spierkracht neemt af.
Leert zitten en kruipen
Leert naar de wc gaan en fietsen
Leert zelfbewust denken.
Leren zelfstandig zijn
Leren kinderen opvoeden
Leren praten en traplopen

Slide 23 - Question de remorquage

Layla van 12 t/m 15 januari ongesteld is. Ze is gezond en heeft een regelmatige menstruatiecyclus. Ze probeert zwanger te worden. Wat is er op de vier data aan de hand?
26 januari 
28 januari
4 februari
9 februari
eisprong/ovulatie
Ze kan ongesteld worden. ( als niet zwanger)
Innesteling
bevruchting eicel 

Slide 24 - Question de remorquage