Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Welkom
Slide 1 - Diapositive
Programma
Economisch nieuws
Herhaling 7.2
Uitleg paragraaf 7.3
Nakijken paragraaf 7.2 en maken huiswerk
Slide 2 - Diapositive
Willen mensen tegenwoordig liever in de stad of het platteland wonen?
A
Stad
B
Platteland
Slide 3 - Quiz
Waardoor is de Chinese economie zo erg gegroeid ten opzichte van de eerste drie maanden?
A
AliExpress gaat als een trein
B
De economie was ingestort door Corona en krabbelt nu weer op
C
De haven is enorm uitgebreid
D
China levert veel thuiswerkapparatuur en medische spullen (bijv. mondkapjes)
Slide 4 - Quiz
Wat voor fout maakte Bol.com deze week?
A
Ze hebben perongeluk een gratis voucher online gezet in NL die was bedoeld voor België
B
Ze hebben perongeluk allemaal adressen door elkaar gehaald
C
Ze hebben perongeluk allemaal bestellingen geannuleerd
D
Ze hebben perongeluk bij bestellingen automatisch korting verrekend
Slide 5 - Quiz
Wat is jouw 'human capital'?
A
De voorraad van competenties, kennis, sociale en persoonlijke vaardigheden,
B
De voorraad diploma's
C
De interesses in een bepaald vak
Slide 6 - Quiz
Henk is politieagent en wil graag dierenarts worden. Hij gaat naar school om zich te scholen. Hoe noemen we deze vorm van scholing?
A
Omscholen
B
Herscholen
C
Bijscholen
Slide 7 - Quiz
Investeren
Het kopen van kapitaalgoederen noemen we investeren
Een bedrijf die bijvoorbeeld wilt uitbreiden en meer producten wilt produceren moet nieuwe machines erbij kopen dus investeren.
Slide 8 - Diapositive
Wel of niet investeren
Afhankelijk van:
Wat zijn de vooruitzichten op de markt? Hoeveel winst verwacht je?
Hoe hoog is de rente?
Gaat het goed of slecht met economie?
Hoe nieuw / vernieuwend is het product?
Slide 9 - Diapositive
Nominale rente vs reële rente
Bij het maken van de keuze tussen sparen of lenen, vergelijk je de nominale rente met de reële rente. Met andere woorden: je corrigeert de nominale rente met de inflatie.
Slide 10 - Diapositive
Voorbeeld
€100,- = 100
Nominale rente is 4%
Slide 11 - Diapositive
Voorbeeld
€100,- = 100
Nominale rente is 4%
Dus na een jaar €104,- op mijn rekening
Slide 12 - Diapositive
Voorbeeld
€100,- = 100
Nominale rente is 4%
Dus na een jaar €104,- op mijn rekening
Inflatie = 6%
Hoe duur is een ijsje dan geworden?
Slide 13 - Diapositive
Voorbeeld
€100,- = 100
Nominale rente is 4%
Dus na een jaar €104,- op mijn rekening
Inflatie = 6%
= €1,06
Slide 14 - Diapositive
Voorbeeld
€100,- = 100
Nominale rente is 4%
Dus na een jaar €104,- op mijn rekening
Inflatie = 6%
= €1,06
104 : 1,06 = 98 dus negatieve reële rente
Slide 15 - Diapositive
Als de prijzen stijgen wordt de rente die je krijgt naar verhouding minder waard.
Door inflatie is de reële rente lager dan de nominale rente.
Nominaal: Rente uitgedrukt in euro’s.
Reële rente: Nominale rente gecorrigeerd met de inflatie.
Slide 16 - Diapositive
Een voorbeeld van reëel rendement
Rente op je spaargeld is 5% per jaar, de prijzen stijgen dit jaar met 2%.
Indexcijfer nominaal spaargeld = 105 t.o.v. een jaar eerder.
Indexcijfer prijzen = 102 t.o.v. van een jaar eerder
Reëel indexcijfer = 105/102*100 = 102,9
Dus de koopkracht van je spaargeld = reëel rendement is met 2,9% gestegen.
Slide 17 - Diapositive
Rob spaart jaarlijks €800,-. Hij zet het geld op zijn spaarrekening waarop hij 2,5% krijgt. De inflatie is de afgelopen jaren gemiddeld 2%. Bereken de reële rente.
Slide 18 - Question ouverte
Is een hoge inflatie gunstig voor mensen die geld lenen?
A
Ja, want door de hoge inflatie wordt de reële waarde van het geleende bedrag meer waard.
B
Ja, want door de hoge inflatie wordt de reële waarde van het geleende bedrag minder waard.
C
Nee, want door de hoge inflatie wordt de reële waarde van het geleende bedrag meer waard.
D
Nee, want door de hoge inflatie wordt de reële waarde van het geleende bedrag minder waard.
Slide 19 - Quiz
Is een hoge inflatie gunstig voor mensen die sparen?
A
Ja, want door de hoge inflatie wordt de reële waarde van het spaargeld lager.
B
Ja, want door de hoge inflatie wordt de reële waarde van het spaargeld hoger.
C
Nee, want door de hoge inflatie wordt de reële waarde van het spaargeld lager.
D
Nee, want door de hoge inflatie wordt de reële waarde van het spaargeld hoger.
Slide 20 - Quiz
Is een lage inflatie gunstig of ongunstig voor bedrijven die willen investeren?