Telling the time

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Telling the time

English

After this lesson, you can...

• Tell the time in English.
• Ask for the time in English.
• Answer what time it is.

Today...

• Watching a video about the time
• Asking about the time
• Answering with the time
• Time tables

Watching a video

Je gaat nu een liedje luisteren over de tijd. 

Na de video moet je de volgende vragen beantwoorden:

Hoe zeg je in het Engels dat het...

• ...  4 uur is?
• ...  kwart over 8 is?
• ... half 6 is?
• ... kwart voor 2 is?

(als je het niet in eén keer kan beantwoorden, kan je terug in de LessonUp om het filmpje nog eens te kijken!)

Hoe zeg je in het Engels dat het vier uur is? Schrijf het nummer voluit (dus niet 4!).
Begin je antwoord met 'It is '.

Hoe zeg je in het Engels dat het kwart over acht is? Schrijf het nummer voluit (dus niet 8!)
Begin je antwoord met 'It is'

Hoe zeg je in het Engels dat het kwart voor twee is? Schrijf het nummer voluit (dus niet 6!)
Begin je antwoord met 'It is'

Telling the time - hele uren, kwartieren & halve uren

Als het een heel uur is, zeg je:

"It is ... o' clock'

Bij elk kwartier:

"It is a quarter to/past ..."

Bij elk half uur:

"It is half past ..."

Let hier goed op de spelling! 

o + ' + clock = o'clock

Op de volgende slide staat wanneer je past of to gebruikt.

bij het halfuur gebruik je altijd 'past'!

Telling the time - every minute

Als je wilt vertellen hoe laat het is, kan je de klok  in tweeën verdelen:

• Past (van 1 tot 30 minuten)
• To (Van 31 tot 59 minuten)

Telling the time - past

Als het op de klok tussen de 1 en 30 minuten is, gebruik je past.

Dus bijvoorbeeld (click on the clocks)...

It is six past nine.

It is seven past three.

It is twenty past five.

It is half past nine.

Let op!

In het Nederlands zeggen we het uur dat erna komt, maar in het Engels het uur dat er VOOR komt!!

Telling the time - to

Als het op de klok tussen de 31 en 59 minuten is, gebruik je to.

Dus bijvoorbeeld (click on the clocks)...

It is twenty-five to three.

(nu noem je wel het volgende uur - je gaat er naar toe).

It is a quarter to seven.

It is ten to four.

It is one to three.

Wanneer gebruik je 'past' als je het hebt over de tijd?

1. Je gebruikt 'past' tussen het hele uur en het halve uur
2. Je kan altijd 'past gebruiken'
3. Je gebruikt 'past' als het voorbij het halfuur is
4. Je gebruikt 'past' tot en met het halfuur.

What time is it?

1. Ten after two
2. Ten past two
3. Ten to two
4. Ten to one

What time is it?

1. Five past four
2. Five to four
3. Four past five
4. Four to five

What time is it?

1. thirty to ten
2. half past nine
3. thirty past nine
4. half to ten

What time is it?

1. Four clock'o
2. Four o'clock
3. Four o clock
4. Four o-clock

Zoek een foto van een klok op het internet met een tijd na het halfuur. Schrijf erbij wat de tijd is. Voeg de foto toe. Begin met 'It is...'

Zoek een foto van een klok op het internet met een tijd voor het halfuur. Schrijf erbij wat de tijd is. Voeg de foto toe. Begin met 'It is...'

Well done!

On the next slide, you are going to write about your time table.

1. Look at your time table on SOM and choose a day of the week.

2. What does your day look like? Which subjects do you have on that day? At what times do you have these subjects?

3. Do you like your schedule? Why?

Make sure you use at least three different times.Make sure you time (so no 9am, but nine o'clock!)

1. Look at your time table on Zermelo and choose a day of the week.
2.. What does your day look like? Which subjects do you have on that day? At what times do you have these subjects?
3. Do you like your schedule? Why?
Make sure you use three different times and write out (=voluit schrijven) the time (so no 9am, but nine o'clock!)