Verbe avoir






Prends ton livre
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon






Prends ton livre

Slide 1 - Diapositive

Correction des devoirs

Slide 2 - Diapositive

La roue
Vervoeg het werkwoord avoir.

Slide 3 - Diapositive

Avoir = hebben
j'ai = ik heb
tu as = jij hebt
il a = hij heeft
elle a = zij heeft
on a = men heeft/wij hebben
nous avons = wij hebben
vous avez = jullie hebben, u heeft
ils/elles ont = zij hebben

Slide 4 - Diapositive

Elle ... un lapin.
A
as
B
a

Slide 5 - Quiz

J' ... treize ans.
A
ai
B
ont

Slide 6 - Quiz

Nous ... un jardin.
A
avons
B
avez

Slide 7 - Quiz

Martien et Erica ... un château.
A
ont
B
a

Slide 8 - Quiz

Vous ... les maths?

Slide 9 - Question ouverte

Tu ... une grande maison?

Slide 10 - Question ouverte

Non, j' ... une petite maison.

Slide 11 - Question ouverte

Léa ... deux chiens.

Slide 12 - Question ouverte

l'anniversaire
A
het feest
B
de verjaardag

Slide 13 - Quiz

divorcé
A
getrouwd
B
gescheiden

Slide 14 - Quiz

la soeur
A
de zus
B
de nicht

Slide 15 - Quiz

le frère
A
de neef
B
de broer

Slide 16 - Quiz

les parents
A
de grootouders
B
de broers
C
de ouders
D
de zussen

Slide 17 - Quiz

les jumeaux
A
de bedden
B
de ouders
C
de neven
D
de tweeling

Slide 18 - Quiz

Vertaal: Wij hebben een zus.

Slide 19 - Question ouverte

Vertaal: Jij hebt een tuin.

Slide 20 - Question ouverte

Vertaal: Het huis heeft een zolder.

Slide 21 - Question ouverte

Schrijf nu zelf een Franse zin met het werkwoord avoir.

Slide 22 - Question ouverte

Au travail
  • Fais exercices 8F et 8G, page 82

  • Fini? Continue avec exercices 9 et 10, page 59

Slide 23 - Diapositive

Correction

Slide 24 - Diapositive

Correction
  • exercices 8F et 8G, page 82.

Slide 25 - Diapositive

Les devoirs
  • Exercices 9 et 10, page 59
  • Apprendre 4 leren

Slide 26 - Diapositive