Woordenlijsten A en B
la langue
A
de stad
B
de taal
C
de riem
D
de winkel
1 / 21
La durée de la leçon est: 10 minÉléments de cette leçon
la langue
A
de stad
B
de taal
C
de riem
D
de winkel
Slide 1 - Quiz
moche
A
duur
B
welkom
C
meerdere
D
lelijk
Slide 2 - Quiz
la chaussure
A
het kledingstuk
B
de schoen
C
de sportschoenen
D
de prijs
Slide 3 - Quiz
choisir
A
kiezen
B
leren
C
dragen
D
welkom
Slide 4 - Quiz
le maillot de bain
A
de trui
B
de verrassing
C
de zwembroek, het badpak
D
het paar
Slide 5 - Quiz
plusieurs
A
voor
B
duur
C
meerdere
D
welkom
Slide 6 - Quiz
la robe
A
de trui
B
de jurk
C
de riem
D
de prijs
Slide 7 - Quiz
la fête
A
het paar
B
de prijs
C
het feest
D
de stad
Slide 8 - Quiz
les baskets
A
de winkel
B
de sportschoenen
C
de verrassing
D
het kledingstuk
Slide 9 - Quiz
pour
A
voor
B
jij
C
duur
D
wit
Slide 10 - Quiz
demain
A
het was
B
duur
C
morgen
D
meerdere
Slide 11 - Quiz
la ceinture
A
de jurk
B
de riem
C
het paar
D
de keus
Slide 12 - Quiz
la choix
A
de prijs
B
de trui
C
de winkel
D
de keus
Slide 13 - Quiz
cher, chère
A
duur
B
wit
C
welkom
D
jij
Slide 14 - Quiz
noir, noire
A
lelijk
B
wit
C
zwart
D
jij
Slide 15 - Quiz
la paire
A
het kledingstuk
B
de taal
C
de stad
D
het paar
Slide 16 - Quiz
c'était
A
wij zijn geweest
B
ik ken
C
het was
D
welkom
Slide 17 - Quiz
au centre commercial
A
ik ken
B
in het winkelcentrum
C
Hoeveel kost het?
D
wij zijn geweest
Slide 18 - Quiz
apprendre
A
dragen
B
leren
C
kiezen
D
meerdere
Slide 19 - Quiz
le magasin
A
het kledingstuk
B
het magazijn
C
de verrassing
D
de winkel
Slide 20 - Quiz
Welke maat het je?
Hoe vind je deze spijkerbroek?
Hoeveel kost het?
Niet slecht. / Leuk.
Comment tu trouves ce jean?
Tu fais quelle taille?
Pas mal.
Il coûte combien?
