DID LE4 Les 3 Organisatie 5.3 + 5.4

• Didactiek
• MBO
• Studiejaar 1

DID LE4 Les 3 Organisatie

5.3 + 5.4

5.3 De organisatie van spel

- Teams maken

- Bedoeling spel uitleggen

- Regels uitleggen

- Structuur in "chaos" brengen

De organisatie voor het spel begint

LVF

Speelveld uitzetten

Spelmateriaal op centraal punt leggen

Teams indelen en herkenbaar maken

Korte uitleg

Spelidee

Taken

Ruimte

Regels

Voorbeeld

De organisatie tijdens het spel

VID

Positie

Spel stilleggen

Meedoen ?

De organisatie na het spel

Uitslag !

Feedback

Afsluiten

Regelen: verzamelen materiaal en hulpmiddelen

Is de uitslag relevant?

Regelen: opruimen materiaal en hulpmiddelen

Wat hoort er niet bij ?

De organisatie voor het spel begint.

1. LVF
2. Spelmateriaal op centraal punt neerleggen
3. Meedoen ?
4. Voorbeeld geven

Wat hoort er niet bij ?

De organisatie voor het spel begint.

1. Positie
2. Korte uitleg
3. Teams indelen
4. Speelveld uitleggen

Wat hoort er niet bij ?

De organisatie tijdens het spel.

1. Feedback
2. Positie
3. Spel stilleggen
4. VID

Wat hoort er niet bij ?

De organisatie na het spel.

1. Feedback
2. Uitslag
3. Regelen verzamelen en opruimen
4. VID

Partijen indelen

- Onevenwichtige partijen

- Lesgever maakt partijen !

- Indien deelnemers mogen kiezen...

Niet leuk

Niet leerzaam

Zowel sterke als zwakke teams verliezen snel de motivatie!!!

- Vanuit pedagogisch perspectief niet passend

- Bepaal welke deelnemers gaan kiezen

- Verdeel zelf de laatste die overblijven

- Alleen doen in uitzonderlijke gevallen

5.4 Differentiatie

- De deelnemers moeten iets kunnen leren! (= doelmatig)

- Voor elke deelnemer leuk en uitdagend (=motivatie)

- Niveauverschillen...??? (= verschillende fase van leren)

- Met je organisatie inspelen op deze niveauverschillen

- Iedereen moet zoveel mogelijk op eigen niveau kunnen deelnemen

Differentiëren

Manieren om te differentiëren

Organisatorische differentiatie

Inhoudelijke differentiatie

je past de organisatie aan

je past de bewegingsvormen aan

Thema Bewegingsvormen (6)

Organisatorische differentiatie?

Wanneer is sprake van een organisatorische differentiatie?

1. Je past de bewegingsvormen aan
2. Je past de oefeningen aan
3. Je past de organisatie aan
4. Je past de doelstelling aan

Voorbeelden organisatorische  differentiatie

- Overtalsituaties: 5 tegen 1 - 3 tegen 1 - 3 tegen 2

- Smash volleybal: het net schuin ophangen

- Hurksprong:  over lage kast - breedte kast - lengte kast

- Koprol: op recht en laag vlak - schuin vlak - verhoogd vlak

- Doelen op een korf: hoog - laag, dichtbij - veraf

je past de organisatie aan

Differentiëren

Welke is geen organisatorische differentiatie?

1. Koprol op schuin vlak en verhoogd vlak
2. Overtalsituatie hockey: 3-1 en 3-2
3. Basketbal: scoren uit een dribbel, scoren met een setshot
4. Schoolslag zwemmen: alleen armslag of arm- en beenslag

Differentiëren

Welke is wél organisatorische differentiatie?

1. Minitrampoline tipsalto over kast en zonder kast
2. Oefening voetbal : scoren na een dribbel, scoren uit stand
3. Basketbal: scoren uit een dribbel, scoren met een setshot
4. Zwemmen: rugcrawl en schoolslag zonder benen

Welke elementen van organisatorische differentiatie herken je?

10.2 Evaluatievormen

Volgende week