2BK Spelling Samengestelde zinnen 2

Samengestelde zinnen maken
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Samengestelde zinnen maken

Slide 1 - Diapositive

Doelen
Je kunt een samengestelde zin maken.

Slide 2 - Diapositive

Samengestelde zinnen zijn zinnen

  1. die bestaan uit 2 of meer zinnen.
  2. die meerdere persoonsvormen hebben.
  3. die vaak door een voegwoord aan elkaar geplakt zijn. 

Slide 3 - Diapositive

Op een dag wil ik graag bungeejumpen.

Dit is een samengestelde zin.
Waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

De hond wil graag naar buiten, maar zijn baasje heeft daar geen zin in.

Dit is een samengestelde zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

De hond wil graag naar buiten, maar zijn baasje heeft daar geen zin in.

Deze zin heeft ......... persoonsvormen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

De hond wil graag naar buiten, maar zijn baasje heeft daar geen zin in.

Welke persoonsvormen staan er in de zin?

Slide 7 - Question ouverte

De hond wil graag naar buiten, maar zijn baasje heeft daar geen zin in.

Welk voegwoord staat er in de zin?

Slide 8 - Question ouverte

Slide 9 - Vidéo

Instructie
Bij de volgende 3 opdrachten 
maak je zelf een samengestelde zin.

Je let op hoofdletters, spelling en leestekens.

Je let ook op een goede volgorde van de woorden.

Slide 10 - Diapositive

Ik moet met de bus naar school.
Mijn band is lek.

De woorden moeten in dezelfde volgorde blijven staan.

Slide 11 - Question ouverte

Ik moet met de bus naar school.
Mijn band is lek.

De woorden in de 2e zin moeten veranderen van volgorde.

Slide 12 - Question ouverte

Ik moest met de bus naar school.
Mijn band is lek.


Slide 13 - Question ouverte

De boeren zijn boos.
Ze zijn het niet eens met de minister.

Maak een samengestelde zin. De volgorde mag je veranderen.

Slide 14 - Question ouverte

Kies het juiste woord.

Voor een voegwoord zet je........


A
een spatie.
B
een komma.
C
een komma en dan een spatie.
D
een spatie en daarna een komma.

Slide 15 - Quiz

Waar of niet waar

Een voegwoord staat altijd tussen de twee zinnen van een samengestelde zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quiz

Waar of niet waar

Een samengestelde zin heeft altijd een voegwoord.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste woord in.

Hoe meer zinnen ik aan elkaar plak, hoe .................... mijn zin is.
A
duidelijker
B
onduidelijker

Slide 18 - Quiz

Vul het juiste woord in.

Hoe meer zinnen ik aan elkaar plak, hoe .................... de kans dat ik fouten maak.
A
groter
B
kleiner

Slide 19 - Quiz

Werken in NN online

Ga via de ELO naar Nieuw Nederlands.
Ga bovenin naar Planning.
Maak de opdrachten in de planning "H2 Samengestelde zinnen maken"

TIP
Als je zinnen aan elkaar moet plakken, kopieer dan de zinnen in het tekstvlak en maak daarna je aanpassingen.

Slide 20 - Diapositive

Maak de opdrachten
timer
15:00
De opdrachten heb je binnen de tijd af. 
Ben je eerder klaar?
Maak dan de extra opdracht in de rechterkolom bij de lesstof.

Slide 21 - Diapositive

Ik kan een samengestelde zin maken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Sondage