1BK Voorbereiding SO Taalverzorging hoofdstuk 3

Voorbereiding SO Taalverzorging 
Als je vandaag oplet, dan haal je zeker een voldoende!

Wat is belangrijk?

Meedoen en vragen stellen!

Wil je niet meedoen, dan maak je de opdrachten in Nieuw Nederlands. 

Je bent dan stil!

1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding SO Taalverzorging 
Als je vandaag oplet, dan haal je zeker een voldoende!

Wat is belangrijk?

Meedoen en vragen stellen!

Wil je niet meedoen, dan maak je de opdrachten in Nieuw Nederlands. 

Je bent dan stil!

Slide 1 - Diapositive

Voorbereiding SO
Hoofdstuk 3 /taalverzorging
Waar gaat het over?

* Onderwerp van de zin
* ik-vorm van het werkwoord
* gekke werkwoorden: zijn, hebben, willen, kunnen, zullen

Slide 2 - Diapositive

Je moet weten hoe je een persoonsvorm vindt in de zin.
Persoonsvorm = werkwoord = doe-woord
Kun je vinden door:

1. meervoud maken van onderwerp
b.v. ik loop naar huis > wij lopen naar huis

2. vraagzin maken.
b.v. Loop ik naar huis?

Slide 3 - Diapositive

Als de persoonsvorm enkelvoud is, is het onderwerp dan ook enkelvoud?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quiz

Sleep de persoonsvorm en het onderwerp naar het juiste zinsdeel.
(Let op: Soms bestaat het onderwerp uit meerdere woorden.)
Zinsdeel 
ONDERWERP
Zinsdeel
PERSOONSVORM
Overige zinsdelen/woorden
De kleren van mijn neefje
waren
allemaal te klein
geworden.

Slide 5 - Question de remorquage

Je moet weten hoe je de 
IK-VORM maakt van een werkwoord.
Regel: hele werkwoord -/- en
Let op: eindletter 

dus: zuchten > zucht
blazen > ik blaas
dansen > ik dans

Slide 6 - Diapositive

ik-vorm van
"geven"

Slide 7 - Carte mentale

Toetsvraag: Hoe schrijf je de ik-vorm in deze zin?

(juichen) Waarschijnlijk [.........] ik heel hard als ik win.

Slide 8 - Question ouverte

GEKKE WERKWOORDEN
Van deze werkwoorden moet je de tegenwoordige tijd en verleden tijd kennen.
zijn-hebben-willen-kunnen-zullen
(ik) ben, heb, wil, kan, zal / was, had, wilde, kon, zou

(wij) zijn, hebben, willen, kunnen, zullen / waren, hadden, wilden, konden, zouden
In Nieuw Nederlands kun je ze lezen.

Bijvoorbeeld werkwoord ZULLEN > ik-vorm = ik zal

Slide 9 - Diapositive

Toetsvraag: Vul de juiste persoonsvorm in de juiste tijd in. 
hebben, vt De klant […] de prijs van één minuut gratis winkelen gewonnen.

Slide 10 - Carte mentale

Kies de juiste letter(s): i, ie of y.

Welke woorden zijn goed geschreven?

A
hobby
B
gitaar
C
muzikale
D
jury

Slide 11 - Quiz

Voorbereiden op de toets?
Ken de regels van: 
1. Persoonsvorm en onderwerp vinden in de zin.
2. Hoe je de ik-vorm van een werkwoord maakt.
3. Tegenwoordige en verleden tijd van de 'gekke werkwoorden'

Tip: bekijk de uitlegvideo van NN nog eens.
Zijn er nog vragen?

Slide 12 - Diapositive